
Jurisprudentie
BJ3611
Datum uitspraak2009-07-15
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4341 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4341 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Naar het oordeel van de Raad is genoegzaam gemotiveerd waarom de bij appellante vastgestelde beperking met betrekking tot het uiten van eigen gevoelens niet leidt tot het aannemen van een beperking op dit punt in arbeidssituaties. De Raad heeft geen aanleiding tot twijfel dat in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geen belastingen voorkomen die de belastbaarheid van appellante overschrijden en dat dit geldt zowel in de situatie dat zittend als in de situatie dat niet zittend wordt gewerkt.
Uitspraak
08/4341 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 juni 2008, 06/6472 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. van den Os, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2009, waar appellante is verschenen, bijgestaan door mr. P.J. Hagemeijer, kantoorgenoot van mr. Van den Os. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diekema.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Nadat appellante, die werkzaam was als fulltime bejaardenverzorgster, zich op 15 augustus 1983 met pijnklachten van het bewegingsapparaat ziek had gemeld, is haar na afloop van de wachttijd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellante op 11 april 2006 onderzocht door de verzekeringsarts, die op 23 mei 2006 een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige op 17 juli 2006 rapport uitgebracht, waarna bij besluit van 18 juli 2006 de uitkering is ingetrokken met ingang van 18 september 2006, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is afgenomen naar minder dan 15%.
2. Nadat de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige rapport hadden uitgebracht heeft het Uwv bij besluit van 22 november 2006 het bezwaar van appellante tegen het besluit van 18 juli 2006 ongegrond verklaard.
3.1. Tegen het besluit van 22 november 2006, hierna: het bestreden besluit, heeft appellante beroep bij de rechtbank ingesteld. Ter ondersteuning van haar standpunt dat haar medische beperkingen zijn onderschat heeft appellante een expertise van 3 april 2007 van psychiater prof. dr. G.F. Koerselman overgelegd. Appellante heeft verder gesteld dat uit de FML niet duidelijk is hoe de belastbaarheid op de punten reiken, buigen en tillen wordt ingeschat als deze bewegingen vanuit een zittende houding worden gemaakt.
3.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven. In de omstandigheid dat eerst in de loop van de beroepsprocedure een voldoende inzichtelijke motivering is gegeven met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank aanleiding gezien het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen, maar de rechtsgevolgen ervan geheel in stand te laten. De rechtbank heeft voorts bepalingen gegeven omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
4.1. Appellante kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Zij heeft in hoger beroep haar grieven herhaald en is verder van mening dat ten onrechte geen beperking is gesteld voor stemgebruik, hetgeen te meer klemt omdat de functie van receptioniste/baliemede-werkster is geduid. Bovendien is onvoldoende gemotiveerd dat zij in de functie van productieplanner de belasting op het aspect buigen aan kan.
4.2. Het Uwv heeft in verweer verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen en heeft nog een reactie van de bezwaararbeidsdeskundige van 15 september 2008 ingezonden.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Het hoger beroep richt zich tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarin is bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven omdat genoegzaam is komen vast te staan dat dit besluit op een juiste medische en arbeids-kundige grondslag berust. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank en neemt de daartoe strekkende overwegingen van de aangevallen uitspraak over. Hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten en geeft de Raad geen aanleiding de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden.
5.2. Wat betreft de somatische beperkingen stelt de Raad vast dat in de FML rekening is gehouden met de omstandigheid dat appellante ondanks de beperkte objectiveerbare afwijkingen is aangewezen op fysiek lichte arbeid. In haar rapport van 8 november 2006 heeft de bezwaarverzekeringsarts Carere voorts gemotiveerd uiteengezet waarom wat betreft het stemgebruik geen redenen bestaan om beperkingen ten opzichte van de normaalwaarden aan te nemen. Van de zijde van appellante is deze uiteenzetting in essentie niet weersproken. In de geduide functies gaat het stemgebruik de normaalwaarden niet te boven.
5.3. In haar ook door de rechtbank besproken rapport van 21 mei 2007 heeft de bezwaarverzekeringsarts ook naar het oordeel van de Raad genoegzaam gemotiveerd waarom de door Koerselman bij appellante vastgestelde beperking met betrekking tot het uiten van eigen gevoelens niet leidt tot het aannemen van een beperking op dit punt in arbeidssituaties. Van de zijde van appellante is geen medische informatie overgelegd, bij voorbeeld een reactie van Koerselman op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van dit rapport.
5.4. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 12 oktober 2006, LJN: AY9971 over het gebruik van het aangepaste Claim Beoordelings- en BorgingsSysteem en de daarin voorkomende zogenoemde verstopte beperkingen heeft de bezwaarverzekeringsarts in de loop van de beroepsprocedure op 3 maart 2008 de FML aangepast en bij de punten 4.9. (frequent reiken), 4.11. (frequent buigen) en 4.15. (frequent lichte voorwerpen hanteren) beperkingen aangegeven in plaats van belastbaarheid conform de normaalwaarden. Zoals de gemachtigde van het Uwv ter zitting heeft toegelicht wordt appellante op die punten beperkt belastbaar geacht ingeval het werk niet zittend wordt verricht en wordt zij belastbaar tot de normaalwaarden geacht ingeval het werk wèl in zittende houding wordt verricht. De Raad heeft geen aanleiding tot twijfel aan de in de rapportages van 12 maart 2008 en 15 september 2008 onderbouwde conclusie van de bezwaararbeids-deskundige dat in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geen belastingen voorkomen die de belastbaarheid van appellante overschrijden en dat dit geldt zowel in de situatie dat zittend als in de situatie dat niet zittend wordt gewerkt.
6. Hetgeen in 5.1 tot en met 5.4 is overwogen leidt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
7. De Raad ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen als voorzitter en C.P.M. van de Kerkhof en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009.
(get.) J. Riphagen.
(get.) I.R.A. van Raaij.
MH