Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3554

Datum uitspraak2009-07-21
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/710927-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gedurende een periode van drie jaar en zeven maanden heeft verdachte geldbedragen verduisterd van de drogisterij waar hij als bedrijfsleider werkzaam was. Voorts heeft verdachte gedurende drie jaar geldbedragen witgewassen.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector strafrecht parketnummer: 11/710927-08 verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2009 in de strafzaak tegen [NAAM], geboren in 1971, wonende te [ADRES]. De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 7 juli 2009. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1 De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de tenlastelegging en een kopie van de vordering zijn als bijlagen 1 en 1A aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit. 2 De voorvragen De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 3 Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het bedrag van Eur 200.000,- zoals dat onder 1. ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft - het overige ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. 3.2 De verdediging De verdediging heeft ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten een bewijsverweer gevoerd en vrijspraak bepleit. 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd Keizer De Vijzel B.V., [ADRES]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen: - een bedrag van Eur127.599,10 ter zake van materiële schadevergoeding en; - een bedrag van Eur 1500,- ter zake van immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist. 4 De bewijsbeslissing 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 2. impliciet primair ten laste is gelegd, omdat het wettig bewijs ontbreekt dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat impliciet ten laste gelegde feit. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. in de periode van 1 januari 2004 tot en met 6 augustus 2007 te Oud-Beijerland, meermalen,(telkens) opzettelijk hoeveelheden geld, dat geheel of ten dele toebehoorde aan Keijzer de Vijzel B.V., en welk geld verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als bedrijfsleider van Drogisterij Parfumerie Minerva, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 2. in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, te Oud-Beijerland, van voorwerpen te weten geldbedrag en de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld heeft en/of; oorwerpen, te weten geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsoverweging Verduistering in dienstbetrekking Bewijsverweer De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in het dossier geen enkel bewijsmiddel met betrekking tot het ten laste gelegde terug te vinden is. De hele bewering dat verdachte tijdens zijn dienstbetrekking bij Minerva geld heeft verduisterd, is volgens de raadsman uitsluitend afkomstig is van de aangeefster. Voorts heeft de raadsman gesteld dat de verklaringen afgelegd door de voormalige echtgenote van de verdachte niets bewijzen en voor zover dat wel zo zou zijn, deze verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te kunnen worden gebezigd. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat alle overige getuigenverklaringen van voormalige collega's van verdachte (uit de Minerva tijd) niet betrouwbaar zijn, aangezien zij voor het afleggen van hun verklaringen door de aangeefster al op de hoogte waren gebracht van het feit dat verdachte geld in dienstbetrekking verduisterd zou hebben. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Kerstmarkt 2006 In het dossier bevinden zich onder meer verklaringen van verschillende personen. De eigenaresse van Drogisterij Parfumerie Minerva heeft aangifte gedaan van het feit dat verdachte de opbrengst van de kerstmarkt op 13 december 2006 nooit op de kassa heeft aangeslagen - hetgeen de gebruikelijke werkwijze was - of anderszins heeft afgedragen (dossier p 8 e.v., ordner n.a.v. aanvullende aangifte). Drie medewerkers van Minerva die samen met verdachte op de kerstmarkt aanwezig waren verklaren allen dat de opbrengst van de kerstmarkt rond de Eur 500,- was en dat verdachte het geldkistje met deze opbrengst had meegenomen van de markt (dossier p 40, 42 en 63, ordner n.a.v. aanvullende aangifte). Acht bedrijfsleiders van de andere Drogisterij vestigingen hebben verklaard dat he t de gebruikelijke werkwijze was om het geld van de kerstmarkt aan het einde van de betreffende dag op de kassa aan te slaan (dossier p 14 tot en met 21, ordner n.a.v. aanvullende aangifte). Uit de kassa uitdraaien blijkt dat tot zes dagen na de kerstmarkt nooit een dergelijk bedrag op de kassa is aangeslagen (kassa uitdraaien van 14 tot en met 19 december zijn geheel in het dossier opgenomen, ordner n.a.v. aanvullende aangifte). Verdachte heeft ten aanzien van dit feit verklaard dat hij de opbrengst van de kerstmarkt in een enveloppe naar het hoofdkantoor heeft gestuurd ter attentie van de eigenaresse van Minerva. De eigenaresse heeft verklaard dat zij dit bedrag nooit heeft ontvangen. Artikelen terugslaan op de kassa Een klant van Drogisterij Parfumerie Minerva heeft verklaard dat zij op 28 april 2007 twee producten bij genoemde winkel heeft gekocht. Zij verklaart voorts dat zij deze producten nooit teruggebracht heeft naar de winkel. De klant kan zich deze aankopen - en het niet retourneren daarvan - herinneren, omdat zij de producten heeft meegenomen op vakantie (dossier p 112, ordner n.a.v. eerste aangifte). Op de journaalstaat van 28 april 2007 is te zien dat deze klant (herkenbaar door gebruik van haar klantenkaart) op die dag de betreffende producten ter waarde van Eur 24,85 heeft gekocht en dat deze producten zijn verkocht door verdachte (herkenbaar aan zijn kassa code). Voorts is te zien dat verdachte deze producten twee minuten later op de kassa heeft teruggeslagen (bijlage p 3 en 4 bij dossier p 34, ordner n.a.v. eerste aangifte). Deze handelwijze op de kassa kan betekenen dat de klant de spullen heeft teruggebracht en daarop het geld terugkrijgt. In dit geval is dat volgens de verklaring van de klant niet gebeurd. Verdachte heeft ten aanzien van het terugslaan van artikelen op de kassa verklaard dat dit - mede - als administratieve handeling gebeurde om de prijs van een product te controleren. Nu in dit betreffende geval twee minuten zat tussen het aanslaan van de producten en het terugboeken daarvan, biedt dit geen aannemelijke verklaring. Als alternatieve verklaring heeft verdachte voorts aangevoerd dat een collega onder zijn code de handeling kan hebben uitgevoerd. Verdachte heeft echter ter zitting verklaard dat de werknemers vanaf begin 2007 met privé codes voor de kassa's zijn gaan werken, zodat vanaf dat moment iedereen zijn of haar eigen code gebruikte. Voor deze situatie houdt deze verklaring van verdachte dus ook geen stand. Conclusie rechtbank De rechtbank acht op basis van bovenstaande reeds wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geld verduisterd heeft in dienstbetrekking. De rechtbank overweegt hierbij dat deze bewezenverklaring op meer bewijsmiddelen rust dan enkel de verklaringen van de aangeefster en dat de verklaringen van de voormalige echtgenote van verdachte hiertoe niet zijn gebruikt. Voorts stelt de rechtbank dat haar op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de verklaringen van de (overige) getuigen die wel gebruikt zijn, niet betrouwbaar zouden zijn. Deze getuigen hebben allen uit eigen wetenschap verklaard. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. In het licht van het hierboven vastgestelde komt de rechtbank tot het oordeel dat ook de verduisteringen door middel van: - de structureel hoge kasverschillen die bij de Drogisterij Parfumerie Minerva, in Oud-Beijerland geconstateerd zijn in de jaren dat verdachte daar als bedrijfsleider werkzaam was, - het regelmatig terugslaan van artikelen door verdachte op de kassa (bij verdachte lag het bedrag hiervan gemiddeld rond de Eur 63,32 per dag, terwijl dit bij andere bedrijfsleiders tussen Eur 2,04 en Eur 4,84 per dag lag) en - de opbrengsten van de condoom automaat, waar verdachte het geld uithaalde en die niet zijn teruggevonden, wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank kan echter op basis van het dossier en hetgeen verhandeld is ter terechtzitting de hoogte van de verduisterde bedragen niet vaststellen, temeer daar gebleken is dat de administratieve organisatie van de drogisterij waar verdachte werkzaam was, te wensen over liet. De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte schuldig is aan verduistering in dienstbetrekking zoals hem onder 1. ten laste is gelegd met uitzondering van het daarin genoemde bedrag van Eur 200.000,-, aangezien de exacte hoogte van het verduisterde bedrag niet vast te stellen is op basis van de bewijsmiddelen. Witwassen De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen c.q. witwassen te komen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er meer dient te zijn dan een vermoeden dat de inkomsten afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op basis van het dossier is gebleken dat verdachte in de jaren 2004 tot en met 2006 regelmatig grote contante geldbedragen voorhanden heeft gehad. Zo heeft hij onder andere contante bedragen - vaak voor duizenden euro's - gestort op bankrekeningen. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij deze contante kasstortingen heeft gedaan. Voorts is op basis van het dossier vast komen te staan dat deze bedragen niet op basis van het salaris van verdachte verklaard kunnen worden. Ook overigens is uit het dossier niet gebleken dat deze bedragen op basis van legale inkomsten verklaard kunnen worden. Het is vaste rechtspraak dat voor het bewijs van 'afkomstig uit enig misdrijf' bij witwassen, voldoende is dat wordt bewezen dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Niet vereist is dat de rechter identificeert welk misdrijf precies aan het voorwerp ten grondslag ligt. Voorts behoeft ook niet uit de bewijsmiddelen te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. De bewezenverklaring van de verduistering door verdachte en de uit de bewijsmiddelen gebleken omstandigheden gecombineerd met het gegeven dat verdachte op geen enkele wijze inzicht wil verschaffen over de herkomst van dit geld, maken dat de rechtbank tot de slotsom komt dat het niet anders kan dan dat het geld van een misdrijf afkomstig is. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De hoogte van de verduisterde bedragen kan op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet vastgesteld worden. Deze bedragen zullen daarom uit de bewezenverklaring weggelaten worden. 5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 1. VERDUISTERING GEPLEEGD DOOR HEM DIE HET GOED UIT HOOFDE VAN ZIJN PERSOONLIJKE DIENSTBETREKKING ONDER ZICH HEEFT, MEERMALEN GEPLEEGD; 2. WITWASSEN, MEERMALEN GEPLEEGD. 6 De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7 De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Gedurende een periode van drie jaar en zeven maanden heeft verdachte geldbedragen verduisterd van de drogisterij waar hij als bedrijfsleider werkzaam was. Verdachte heeft in de ogen van de rechtbank misbruik gemaakt van de vertrouwenspositie die hij als bedrijfsleider had en het vertrouwen dat de bedrijfsleiding in hem stelde op ernstige wijze geschaad. Door zijn toedoen is aan die onderneming schade toegebracht. Voorts heeft verdachte gedurende drie jaar geldbedragen witgewassen. Door uit misdrijf verkregen geld in de reguliere economie om te zetten wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. De rechtbank heeft de hoogte van de verduisterde en witgewassen geldbedragen niet kunnen vaststellen. Voor de strafmaat zal zij dan ook niet uitgaan van de in de tenlastelegging genoemde bedragen. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 juni 2009 blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie. De rechtbank zal deze omstandigheid in het voordeel van verdachte laten meewegen bij het bepalen van de straf. Als gevolg van de omstandigheid dat de exacte geldbedragen voor beide feiten niet vast te stellen zijn, acht de rechtbank een lagere straf dan die door de officier van justitie geëist is passend. Gelet op de lange duur van de periode waarin verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd en de ernstige mate waarin hij het vertrouwen dat door diverse mensen in hem gesteld werd heeft geschonden, acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 150 uur te vervangen door 75 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. 7.2 De vordering van de benadeelde patij De benadeelde partij is niet ontvankelijk in haar vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8 De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straffen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 321, 322 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; - verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 150 uren; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag; - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 twee jaar; - bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; Benadeelde partij - verklaart de benadeelde partij Keizer De Vijzel B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - veroordeelt de benadeelde partij Keizer De Vijzel B.V. in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. B.M.R.M. Edelhauser - van Vlijmen en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. D.L. Spierings, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2009. Mr. G.A.J.M. van Vugt is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 6 augustus 2007 te Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (tot een totaalbedrag van ongeveer 200.000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan Keijzer de Vijzel B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als bedrijfsleider van Drogisterij Parfumerie Minerva, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 2. hij in of omstreeks 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, te Oud-Beijerland, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte meermalen geldbedragen (tot een totaal van 79.950,25), althans geldbedragen, verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die geldbedragen -onmiddellijk of middelijk- afkomstig waren uit enig misdrijf; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, te Oud-Beijerland, althans in Nederland, - van een (een) voorwerp(en) (tot een totaalbedrag van 79.950,25) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of - (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van 79.950,25),heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van 79.950,25), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; Parketnummer: 11/710927-08 Vonnis d.d. 21 juli 2009