
Jurisprudentie
BJ3438
Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200902632/1/H3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200902632/1/H3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij brief van 4 juni 2008 heeft appellante bezwaar gemaakt bij de korpsbeheerder van de regiopolitie Flevoland (hierna: de korpsbeheerder) tegen het uitblijven van een besluit op het door haar bij brief van 15 mei 2008 gedane verzoek om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de verbalisanten, de ter zake van een verkeersboete gebruikte apparatuur en de overtredinggegevens.
Uitspraak
200902632/1/H3.
Datum uitspraak: 22 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 9 april 2009 in zaak nr. 08/1153 in het geding tussen:
appellante
en
de korpsbeheerder van de regiopolitie Flevoland.
1. Procesverloop
Bij brief van 4 juni 2008 heeft appellante bezwaar gemaakt bij de korpsbeheerder van de regiopolitie Flevoland (hierna: de korpsbeheerder) tegen het uitblijven van een besluit op het door haar bij brief van 15 mei 2008 gedane verzoek om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de verbalisanten, de ter zake van een verkeersboete gebruikte apparatuur en de overtredinggegevens.
Op 5 juni 2008 heeft de korpsbeheerder een deel van de gevraagde documenten openbaar gemaakt.
Bij uitspraak van 9 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellante] tegen het uitblijven van een besluit op het gemaakte bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 april 2009, hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Partijen hebben toestemming verleend om onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de korpsbeheerder ten tijde van het indienen van het beroep nog niet in gebreke was, heeft miskend dat deze bij brief van 9 juli 2008 op het door haar gemaakte bezwaar heeft beslist.
2.2. Dit betoog slaagt. Nu de korpsbeheerder in de brief van 9 juli 2008 de gronden van het gemaakte bezwaar behandelt en daaraan de conclusie verbindt dat hij conform de wettelijke vereisten heeft gehandeld, heeft deze met die brief op het gemaakte bezwaar beslist en was het beroep tegen het uitblijven van een besluit op het gemaakte bezwaar daarom gericht tegen het in die brief neergelegde besluit. De rechtbank heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Gelet op het voorgaande, behoeven de overige gronden van het hoger beroep geen bespreking.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.5. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding ervan te beslissen.
2.6. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt voorts met zich dat de secretaris van de Raad van State het griffierecht aan appellante terugbetaalt.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 9 april 2009 in zaak nr. 08/1153;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten;
V. verstaat dat de secretaris van de Raad van State aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009
312-622.