Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3423

Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900519/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Teylingen (hierna: het college) aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen en verplaatsen van een open loods, alsmede de aanleg van een brug op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200900519/1/H1. Datum uitspraak: 22 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2008 in zaken nrs. 07/6753 en 07/6879 in het geding tussen: vereniging Vereniging van Eigenaars Dekkersgaard [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Teylingen. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Teylingen (hierna: het college) aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen en verplaatsen van een open loods, alsmede de aanleg van een brug op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college het door vereniging Vereniging van Eigenaars Dekkersgaard (hierna: VvE Dekkersgaard) daartegen gemaakte bezwaar deels ongegrond en deels gegrond verklaard, het besluit van 26 september 2006 herroepen en alsnog geweigerd bouwvergunning te verlenen voor de open loods op het perceel, voor zover deze een oppervlakte van 250 m² overschrijdt. Bij uitspraak van 8 december 2008, verzonden op 10 december 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond en het door VvE Dekkersgaard daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 juli 2007 vernietigd, voor zover het college de door VvE Dekkersgaard tegen het besluit van 26 september 2006 gemaakte bezwaren ongegrond heeft verklaard en bouwvergunning heeft verleend voor de open loods tot een oppervlakte van 250 m². Voorts heeft de rechtbank bepaald dat het college een nieuw besluit neemt op de door [appellant] ingediende aanvraag om bouwvergunning. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 februari 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft VvE Dekkersgaard een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Bij besluit van 12 mei 2009 heeft het college het door VvE Dekkersgaard gemaakte bezwaar tegen het besluit van 26 september 2006 gegrond verklaard en geweigerd vrijstelling en bouwvergunning te verlenen. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Den Haag en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J. Koomen en A. van Ammers, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting VvE Dekkersgaard, vertegenwoordigd door [secretaris], bijgestaan door mr. M.R. de Boer, advocaat te Woerden, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan heeft betrekking op een open loods van 283 m² en een brug. Het geding spitst zich toe op de open loods. 2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college bij het besluit op bezwaar van 3 juli 2007 de vrijstelling en bouwvergunning in redelijkheid alsnog heeft kunnen weigeren. Hiertoe voert hij aan dat het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) een bevoegdheid van het college betreft. Aan het ontwerpbestemmingsplan en het standpunt van de gemeenteraadscommissie daaromtrent komt volgens hem in dit verband dan ook geen doorslaggevende betekenis toe, te meer daar het college zich nog steeds op het standpunt stelt dat tegen de nieuwe locatie van de loods uit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar bestaat. In dit verband voert hij aan dat aan het ontwerpbestemmingsplan en het standpunt van de gemeenteraadscommissie geen afweging van alle bij het bouwplan betrokken ruimtelijk relevante belangen ten grondslag is gelegd. 2.2.1. Het betoog faalt. Aan het besluit van 3 juli 2007 ligt ten grondslag dat het bouwplan in strijd is met het ontwerpbestemmingsplan "Komplan Warmond 2005" (hierna: het ontwerpbestemmingsplan), op grond waarvan op het perceel slechts bijgebouwen mogen worden opgericht met een maximale oppervlakte van 250 m². Voorts ligt aan dit besluit ten grondslag dat de gemeenteraad het bestemmingsplan moet vaststellen en niet kan worden aangenomen dat hij akkoord gaat met een positieve bestemming voor het bouwplan. Hierbij heeft het college in aanmerking genomen dat de gemeenteraadscommissie in zijn vergadering van 15 mei 2007 heeft uitgesproken dat het bouwplan niet in overeenstemming kan worden verklaard met het gemeentelijk beleid ten aanzien van de maximale oppervlakte van bijgebouwen, dat aan het ontwerpbestemmingsplan ten grondslag is gelegd. 2.2.2. Het college, zijnde het daartoe bevoegde bestuursorgaan, heeft het besluit op bezwaar van 3 juli 2007 genomen. Er bestaat reeds daarom geen grond voor het oordeel dat het college zich nog steeds op het standpunt stelt dat tegen de nieuwe locatie van de loods uit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar bestaat. Voorts bestaat er geen grond voor het oordeel dat het college zich, bij nader inzien, niet op het standpunt heeft mogen stellen dat geen vrijstelling kan worden verleend, omdat het bouwplan in strijd is met het ontwerpbestemmingsplan. Verder is het op zichzelf juist dat het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO een bevoegdheid van het college betreft. Het college is echter vrij bij de besluitvorming het standpunt van de gemeenteraadscommissie omtrent het ontwerpbestemmingsplan te betrekken. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. Bij besluit van 12 mei 2009 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door VvE Dekkersgaard gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. 2.5. [appellant] betoogt dat het college niet zonder nadere motivering heeft kunnen weigeren alsnog vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een open loods van 250 m², alsmede de aanleg van een brug. Hiertoe voert hij aan dat het besluit van 12 mei 2009 is gebaseerd op het onjuiste oordeel dat de aangevallen uitspraak meebrengt dat vrijstelling en bouwvergunning moeten worden geweigerd. Voorts voert hij aan dat hij bij brief van 16 maart 2009 een aangepast bouwplan heeft ingediend. 2.5.1. Het college behoort als regel te beslissen op een aanvraag om bouwvergunning zoals deze is ingediend. [appellant] betoogt derhalve tevergeefs dat het college zijn aanvraag niet slechts onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak had mogen afwijzen. Nu het bouwplan voorzag in een open loods van meer dan 250 m², was dit in zijn geheel in strijd met het ontwerpbestemmingsplan. Verder was het college niet gehouden [appellant] gelegenheid te bieden het bouwplan aan te passen, dan wel op te splitsen. Niet is gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard. 2.5.2. [appellant] betoogt dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren voor het bouwplan vrijstelling en bouwvergunning te verlenen. Hiertoe voert hij aan dat het college bij besluit van 26 september 2006 voor hetzelfde bouwplan wel vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend. 2.5.3. Gelet op hetgeen in 2.2.1. en 2.2.2. is overwogen, heeft het college in redelijkheid kunnen weigeren voor het bouwplan vrijstelling en bouwvergunning te verlenen. Het betoog faalt. 2.6. Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 12 mei 2009 is ongegrond. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. verklaart het door [appellant] tegen het besluit van 12 mei 2009 ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Offers w.g. Lodder lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009 17-593.