
Jurisprudentie
BJ3419
Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901642/1/H3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901642/1/H3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op 15 april 2007 heeft [appellant] de korpschef van de politieregio Zeeland (hierna: de korpschef) verzocht om openbaarmaking van een aantal documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
Uitspraak
200901642/1/H3.
Datum uitspraak: 22 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 26 februari 2009 in zaak nr. 07/620 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van de politieregio Zeeland.
1. Procesverloop
Op 15 april 2007 heeft [appellant] de korpschef van de politieregio Zeeland (hierna: de korpschef) verzocht om openbaarmaking van een aantal documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
Bij brief van 16 mei 2007 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek.
Bij besluit van 9 juli 2007 is het verzoek van [appellant] gedeeltelijk ingewilligd en voor een onderdeel afgewezen.
Bij het besluit op bezwaar van 9 november 2007 heeft de korpschef besloten om een aantal documenten toe te zenden en het verzoek om vergoeding van de in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten af te wijzen.
Bij uitspraak van 26 februari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge het derde lid wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.
Ingevolge het vierde lid worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
Met het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) is uitvoering gegeven aan artikel 7:15, vierde lid, van de Awb.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit kan een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar als volgt vastgesteld:
a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;
(…).
Ingevolge de eerste volzin van de bijlage bij het Besluit wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig onderstaande lijst (A) en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt (B) en met de toepasselijke wegingsfactoren (C).
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de korpschef het verzoek om vergoeding van de kosten die [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt terecht heeft afgewezen omdat [appellant] voor het besluit op bezwaar van 9 november 2007 niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk kosten voor rechtsbijstandverlening heeft gemaakt, hetgeen een voorwaarde is voor de toepassing van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.
2.3. [appellant] bestrijdt dit oordeel van de rechtbank met succes. Vaststaat dat de door [appellant] ingeschakelde rechtsbijstandverlener namens hem een bezwaarschrift heeft ingediend, zodat in de bezwaarfase een proceshandeling als bedoeld in de bijlage bij het Besluit is verricht door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 23 juli 2008 in zaak nr. 200708379/1), is uitgangspunt van het in de bijlage bij het Besluit opgenomen forfaitaire vergoedingsstelsel en van de jurisprudentie dat voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand kosten in rekening worden gebracht. Nu sprake is van een forfaitair stelsel, is de hoogte van de werkelijk in rekening gebrachte kosten voor de beantwoording van de vraag of een tegemoetkoming in de gemaakte proceskosten moet worden toegekend, niet relevant. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.3.1. Bij het besluit op bezwaar van 9 november 2007 heeft de korpschef alsnog een aantal documenten toegezonden. De Afdeling leest in deze beslissing een herroeping van het besluit van 9 juli 2007 en is van oordeel dat deze herroeping het gevolg is van een aan de korpschef te wijten onrechtmatigheid. Het staat vast dat de korpschef niet tijdig op het verzoek van [appellant] heeft beslist. Er is gesteld noch gebleken dat deze termijnoverschrijding de korpschef niet kan worden verweten. De korpschef heeft het verzoek om vergoeding van de kosten die [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, dan ook ten onrechte afgewezen.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 9 november 2007 van de korpschef alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij is nagelaten de door [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten te vergoeden. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.5. De korpschef dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
In het sedert 1 juli 2009 geldende vierde lid van artikel 1:1 van de Awb is bepaald dat de vermogensrechtelijke rechtsgevolgen van een handeling van een bestuursorgaan de rechtspersoon treffen waartoe het bestuursorgaan behoort. Tegelijk is het derde lid van artikel 8:75 van de Awb komen te vervallen. In verband hiermee is het niet meer nodig dat de Afdeling in geval zij het bestuursorgaan in de kosten veroordeelt, de rechtspersoon aanwijst die de kosten moet vergoeden. Welke rechtspersoon daartoe is gehouden, volgt thans rechtstreeks uit de wet.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 26 februari 2009 in zaak nr. 07/620;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de korpschef van de politieregio Zeeland van 9 november 2007, kenmerk 07/04738, voor zover daarbij is nagelaten de door [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten te vergoeden;
V. veroordeelt de korpschef van de politieregio Zeeland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 724,50 (zegge: zevenhondervierentwintig euro en vijftig cent);
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 9 november 2007;
VII. veroordeelt de korpschef van de politieregio Zeeland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de korpschef van de politieregio Zeeland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 366,00 (zegge: driehonderdzesenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.A. Idema, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Idema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009
512.