Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3406

Datum uitspraak2009-07-17
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200904881/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 22 juni 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vergunning verleend aan de gemeente Doesburg voor het woningbouwproject Beinum-west fase 1 nabij het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel".


Uitspraak

200904881/2/R2. Datum uitspraak: 17 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 juni 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vergunning verleend aan de gemeente Doesburg voor het woningbouwproject Beinum-west fase 1 nabij het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel". Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2009, waar het college, vertegenwoordigd door P.F.H.A. Tillie, M.M.P. Vonk en T.J. Portegijs, ambtenaren in dienst van de provincie, is verschenen. Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Doesburg, vertegenwoordigd door J.A. Putker, J. van der Pool, ambtenaren in dienst van de gemeente en bijgestaan door A. Alberts en M. Wallink, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. [verzoeker] voert aan dat het college in het bestreden besluit zijn tijdig ingediende zienswijze tegen het ontwerpbesluit ten onrechte geheel buiten behandeling heeft gelaten. In zijn zienswijze betoogt hij dat in de rapportage, die aan het ontwerpbesluit ten grondslag is gelegd, enerzijds gebruik is gemaakt van gegevens die een veel groter gebied bestrijken dan het plangebied en anderzijds te weinig gebruik is gemaakt van lokale deskundigheid. In dit verband wijst hij op telgegevens met betrekking tot een aantal soorten broedvogels en niet-broedvogels in het plangebied. Daarbij vermeldt hij de kolgans, de grauwe gans, de scholekster, de wulp, de meerkoet, de kieviet de grutto en de tureluur. Verder zou hij graag zien dat de kamsalamander in het besluit wordt opgenomen om deze soort te stimuleren. Als spoedeisend belang voert hij aan dat de gemeente Doesburg 6 juli 2009 is begonnen met het aanleggen van een inrit en het bouwrijp maken van het plangebied. 2.3. Het college erkent dat door een fout de schriftelijke zienswijze van [verzoeker] in het verkeerde dossier terecht is gekomen en niet in behandeling is genomen. In een brief van 7 juli 2009 aan [verzoeker] en ter zitting heeft het college naar voren gebracht dat de in de zienswijze van [verzoeker] aangevoerde aspecten inhoudelijk gezien wel zijn meegewogen bij het bestreden besluit. In dit verband heeft het college verwezen naar de weerlegging in het bestreden besluit van de vrijwel identieke zienswijze van de Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West. 2.4. Niet in geschil is dat het college bij het bestreden besluit de zienswijze van [verzoeker] niet in behandeling heeft genomen. Dit formele gebrek zal in de bodemprocedure tot een vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden, maar de voorzitter acht het niet op voorhand uitgesloten dat de Afdeling in die procedure zal bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Daarbij is in aanmerking genomen dat de zienswijze van verzoeker identiek is aan een deel van de zienswijze van de Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West, waarop het college bij het bestreden besluit wel inhoudelijk is ingegaan. Gelet hierop zal de voorzitter nagaan of het verzoek aanleiding geeft voor het op inhoudelijke gronden treffen van een ordemaatregel. 2.5. Niet betwist is dat is begonnen met het aanleggen van een inrit en het bouwrijp maken van het plangebied, waarin een project van 190 woningen is voorzien. Verder is ter zitting aannemelijk gemaakt dat het plangebied is gelegen op een afstand van ongeveer 250 meter van de grens van het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel" (hierna: de "Uiterwaarden IJssel") en dat het plangebied voor de kwalificerende soorten van de "Uiterwaarden IJssel" geen bijzondere waarde heeft. Verder is ter zitting aannemelijk gemaakt dat het plangebied noch de ten noorden daarvan gelegen poel zich lenen als geschikte biotoop voor de kamsalamander. Voor zover [verzoeker] meent dat voor mogelijke verstoring van een of meer vogelsoorten in het plangebied als gevolg van de bouw van woningen een ontheffing nodig is op grond van de Flora- en faunaregelgeving, merkt de voorzitter op dat de vraag of een dergelijke ontheffing is vereist, en zo ja of deze kan worden verleend, buiten het beoordelingskader valt van de thans aan de orde zijnde vergunning. Onder deze omstandigheden en mede gelet op de verstorings- en verslechteringstoets van 9 december 2008, die aan de verleende vergunning ten grondslag is gelegd en die mede gebaseerd is op actuele telgegevens van SOVON, verwacht de voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure vanwege de zogeheten externe werking van het woningbouwproject op de "Uiterwaarden IJssel" aanleiding zal zien tot vernietiging van het bestreden besluit. Derhalve ziet de voorzitter geen grond voor het bij wijze van voorlopige voorziening treffen van een ordemaatregel. Het verzoek moet dan ook worden afgewezen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel w.g. Broekman voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009 12.