Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3395

Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200904428/2/H1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij onderscheiden besluiten van 16 oktober en 27 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een praktijkruimte voor fysiotherapie op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200904428/2/H1. Datum uitspraak: 16 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekers], beiden wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2009 in zaak nr. 09/246 in het geding tussen: verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel. 1. Procesverloop Bij onderscheiden besluiten van 16 oktober en 27 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een praktijkruimte voor fysiotherapie op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college het door verzoekers (hierna: [verzoeker]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juli 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. van Gils, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. drs. S.A.B. Boer, gehoord. 2. Overwegingen 2.1. [verzoeker] stelt dat [vergunninghouder] op korte termijn zal aanvangen met de uitvoering van het bouwplan. Zijn verzoek strekt ertoe dat te voorkomen, zodat geen onomkeerbare situatie zal ontstaan die het gebruik maken van rechtsmiddelen louter illusoir maakt. 2.2. Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt te meer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden. Hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, geeft naar voorlopig oordeel geen aanleiding om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning mocht worden verleend. Naar voorlopig oordeel heeft de rechtbank het bouwplan terecht aangemerkt als een geringe inbreuk op het planologische regime en in het licht daarvan de ruimtelijke onderbouwing ervan toereikend geacht. Zij heeft naar voorlopig oordeel evenzeer terecht in het in beroep aangevoerde geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college heeft miskend dat het bouwplan een zodanig negatieve invloed op de verkeersveiligheid ter plaatse zal hebben, dat om die reden geen vrijstelling verleend mocht worden. Ook ten aanzien van de gestelde strijd met het burenrecht en redelijke eisen van welstand heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel geen onjuist oordeel gegeven. Tenslotte bestaat op voorhand evenmin grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich bij de beoordeling of voor het bouwplan voldoende parkeerruimte beschikbaar is heeft mogen baseren op de daaraan ten grondslag gelegde onderzoeken. 2.3. Gelet op het vorenstaande en gezien het belang van [vergunninghouder] bij het in afwachting van de behandeling van het hoger beroep kunnen benutten van de verleende bouwvergunning, rechtvaardigen de door [verzoeker] gestelde belangen het treffen van een voorziening, als door hem verzocht, niet. 2.4. Het verzoek dient te worden afgewezen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Hanrath voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009 392.