Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3367

Datum uitspraak2009-07-02
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1414 WUBO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag om te worden erkend als burger-oorlogs-slachtoffer in de zin van de Wet en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor onder andere een periodieke uitkering. Verweerster heeft naar voren gebracht dat er weliswaar gevaar dreigde voor de inwoners van Fak-Fak, in de vorm van bombardementen, maar dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen waaruit een directe levensbedreiging blijkt. De vlucht naar de omliggende bossen moet worden gezien als een vlucht uit voorzorg en appellante heeft op tijd een veilig heenkomen kunnen vinden. De erbarmelijke leefomstandigheden in de bossen en de angst die appellante heeft gevoeld vallen onder algemene oorlogsomstandigheden en kunnen niet worden gerekend tot oorlogsgeweld in de zin van de Wet. Van directe betrokkenheid bij de bombardementen op Tanjung Sekurus is niet gebleken. Appellante bevond zich ten tijde van de bombardementen in een schuilplaats op ongeveer 150 meter van de inslagen en er wordt geen melding gemaakt van brand, doden of gewonden als gevolg van de bombardementen. De Raad kan verweerster hierin volgen. Op grond van de voorhanden zijnde gegevens is directe betrokkenheid van appellante in de zin van de Wet niet komen vast te staan of aannemelijk geworden. De verklaringen van appellante wijzen op een vlucht onder dreigende omstandigheden, maar ze rept niet over specifieke herinneringen over het vallen van bommen in haar directe omgeving. Dat later is gebleken dat haar ouderlijk huis is vernield bij de bombardementen is onvoldoende om directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld aan te nemen. Ook overigens is niet gebleken van directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld in de zin van de Wet. Gezien het vorenstaande is terecht een medische beoordeling achterwege gebleven. Pas als directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld is vastgesteld, kunnen de medische gevolgen daarvan een rol spelen.


Uitspraak

08/1414 WUBO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 2 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 21 januari 2008, kenmerk BZ 7896, JZ/060/2008, ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009. Appellante is niet verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. Appellante, geboren in 1940 in het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea, heeft in december 2006 een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogs-slachtoffer in de zin van de Wet en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor onder andere een periodieke uitkering. 2. Verweerster heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 26 juni 2007, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het in dit geding bestreden besluit. Daartoe is overwogen dat appellante geen gebeurtenissen heeft meegemaakt die onder de werking van de Wet kunnen worden gebracht. Naar het oordeel van verweerster is directe betrokkenheid bij bombardementen op Fak-Fak in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea tijdens de Japanse bezetting niet komen vast te staan en is verder niet komen vast te staan dat de vlucht naar de bossen buiten Fak-Fak tijdens de Japanse bezetting vanuit een levensbedreigende situatie dan wel onder levensbedreigende omstandigheden heeft plaatsgevonden. 3. In beroep is door appellante in hoofdzaak aangevoerd dat wel sprake was van een levensbedreigende situatie, omdat destijds bekend werd dat de Japanners het gemunt hadden op Chinezen die banden met Nederlanders onderhielden en dat in de bossen onder zeer primitieve omstandigheden moest worden geleefd met allerlei ziektes als gevolg, zonder toegang tot medische zorg. Appellante stelt dat ze hiervan nog steeds gezondheidsklachten ondervindt en dat ze door de oorlog geen basisonderwijs heeft genoten. 4. Verweerster heeft naar voren gebracht dat er weliswaar gevaar dreigde voor de inwoners van Fak-Fak, in de vorm van bombardementen, maar dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen waaruit een directe levensbedreiging blijkt. De vlucht naar de omliggende bossen moet worden gezien als een vlucht uit voorzorg en appellante heeft op tijd een veilig heenkomen kunnen vinden. De erbarmelijke leefomstandigheden in de bossen en de angst die appellante heeft gevoeld vallen onder algemene oorlogsomstandig-heden en kunnen niet worden gerekend tot oorlogsgeweld in de zin van de Wet. Van directe betrokkenheid bij de bombardementen op Tanjung Sekurus is niet gebleken. Appellante bevond zich ten tijde van de bombardementen in een schuilplaats op ongeveer 150 meter van de inslagen en er wordt geen melding gemaakt van brand, doden of gewonden als gevolg van de bombardementen. 5. De Raad kan verweerster hierin volgen. Op grond van de voorhanden zijnde gegevens is directe betrokkenheid van appellante in de zin van de Wet niet komen vast te staan of aannemelijk geworden. De verklaringen van appellante wijzen op een vlucht onder dreigende omstandigheden, maar ze rept niet over specifieke herinneringen over het vallen van bommen in haar directe omgeving. Dat later is gebleken dat haar ouderlijk huis is vernield bij de bombardementen is onvoldoende om directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld aan te nemen. Ook overigens is niet gebleken van directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld in de zin van de Wet. 6. Gezien het vorenstaande is terecht een medische beoordeling achterwege gebleven. Pas als directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld is vastgesteld, kunnen de medische gevolgen daarvan een rol spelen. 7. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard. 8. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2009. (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) M.B. de Gooijer. HD