Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3142

Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-07-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 08/770
Statusgepubliceerd


Indicatie

Regeling GLB-inkomenssteun 2006


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven Zesde enkelvoudige kamer AWB 08/770 16 juli 2009 5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006 Uitspraak in de zaak van: Maatschap A, B en C, te D, appellante, gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord Advies te Drachten, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, gemachtigden: mr. M. Prijs en mr. D. Özdemir, beiden werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen. 1. De procedure Appellante heeft bij brief van 13 oktober 2008, bij het College per fax binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 25 september 2008. Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 28 juni 2008, waarbij verweerder heeft vastgesteld welk bedrag aan bedrijfstoeslag voor het jaar 2007 zal worden uitbetaald aan appellante. Bij brief van 19 november 2008 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Bij brief van 19 december 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 31 maart 2009 heeft het College verweerder verzocht aanvullende informatie te verstrekken. Bij brief van 6 april 2009 heeft verweerder de gevraagde aanvullende gegevens overgelegd. Op 27 mei 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigde van appellante is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. 2. De grondslag van het geschil 2.1 De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt voorzover hier van belang: "Artikel 6:5 Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht; (…) Artikel 6:6 Het bezwaar of beroepschrift kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien: a. niet is voldaan artikel 6:5 of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of (….) mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.” 2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Verweerder heeft bij besluit van 28 juni 2008 vastgesteld welk bedrag aan bedrijfstoeslag voor het jaar 2007 aan appellante zal worden uitbetaald. - Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 7 juli 2008 bezwaar gemaakt. Deze brief is niet voorzien van een ondertekening. - In de brief van 30 juli 2008 wijst verweerder appellante er op dat het bezwaarschrift niet is ondertekend. De brief vermeldt verder: “Ik stel u dan ook in de gelegenheid om alsnog een ondertekend bezwaarschrift op te sturen. Door de gevraagde aanvullende informatie binnen twee weken naar mij op te sturen kunt u voorkomen dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.” - Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. - In beroep heeft verweerder een uitdraai van het door hem gehanteerde verslagsysteem overgelegd. Daarin is - onder meer - het volgende opgenomen: “ontvangst bezwaar: 10-jul-2008 Compleet? D – Ondertekening ontbreekt Bevestiging: 30-jul-2008” 3. Het bestreden besluit Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft hij overwogen dat appellante geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om het bezwaarschrift alsnog te ondertekenen. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6:5 Awb. Met een verwijzing naar artikel 6:6 Awb is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder naar voren gebracht dat na de constatering dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:5 Awb een herstelbrief als de onderhavige automatisch door de computer wordt aangemaakt nadat daartoe opdracht wordt gegeven. Dit gebeurt dagelijks tot 15.00 uur, opdat de postkamer de herstelbrief nog dezelfde dag kan verzenden. Pas als de brief bij de postkamer wordt geregistreerd als ontvangen en nog die dag te verzenden brief, wordt deze datum in het verslagsysteem opgenomen. Deze datum kan, in tegenstelling tot andere gegevens in het verslagsysteem, niet achteraf gewijzigd worden. Na registratie wordt de brief vanaf de postkamer aangeboden ter post bezorging. 4. Het standpunt van appellante Appellante heeft aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen nu zij niet is gehoord op haar bezwaar. Verweerders brief van 30 juli 2008 is appellante nooit onder ogen gekomen. Daarom heeft zij daarop ook niet kunnen reageren. Appellante meent dat haar daarom alsnog de gelegenheid moet worden geboden dit verzuim te herstellen. 5. De beoordeling van het geschil 5.1 Vaststaat dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de in artikel 6:5 Awb gestelde eis dat het ondertekend dient te zijn. Uit artikel 6:6 Awb vloeit voort dat verweerder pas tot niet-ontvankelijkverklaring mag overgaan nadat appellante de mogelijkheid is geboden dit verzuim te herstellen. Daaraan is voldaan indien een schriftelijke uitnodiging tot herstel door de indiener van het bezwaarschrift is ontvangen. 5.2 Tot de stukken van het geding behoort een brief van 30 juli 2008 van verweerder, gericht aan appellante, waarin appellante wordt gewezen op het verzuim en de mogelijkheid van herstel door alsnog een ondertekend bezwaarschrift binnen twee weken na 30 juli 2008 toe te sturen aan verweerder. In die brief is verder gemeld dat appellante met dit herstel niet-ontvankelijkverklaring kan voorkomen. Het College acht het gelet op de door verweerder in beroep overgelegde uitdraai van het verslagsysteem, de ter zitting gegeven toelichting hierop en de omstandigheid dat niet is gebleken van problemen bij de verwerking en de aanbieding ter post bezorging in de betreffende periode, voldoende aannemelijk dat deze herstelbrief op 30 juli 2008 door verweerder is verzonden. 5.3 In het onderhavige geval is geen sprake van toezending per aangetekend verzonden brief. Dat brengt met zich mee dat nu appellante op niet ongeloofwaardige wijze de ontvangst van de brief heeft ontkend, het op de weg van verweerder ligt ook de ontvangst van de brief door appellante aannemelijk te maken. Daarin is verweerder niet geslaagd. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat appellante niet de gelegenheid is geboden het verzuim in het bezwaarschrift te herstellen. Het door appellante ingestelde beroep treft derhalve doel en het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 6:6 Awb worden vernietigd. 5.4 Gelet op het voorgaande behoeft de grief van appellante dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord op haar bezwaar geen bespreking. 5.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. Het College acht ten slotte termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,-- op basis van 2 punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting) tegen een waarde van € 322,-- per punt, waarbij het gewicht op gemiddeld is bepaald. 6. De beslissing Het College: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift beslist met in achtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de proceskosten voor de behandeling van het beroep van appellante tot een bedrag van € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro); - bepaalt dat verweerder het door appellante voor de behandeling van het beroep bepaalde griffierecht ad € 288,-- (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt. Aldus gewezen door mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009. w.g. M. Munsterman w.g. F.W. du Marchie Sarvaas De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.