Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3135

Datum uitspraak2009-07-17
Datum gepubliceerd2009-07-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers270534 HARK 09-237
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wrakingverzoek


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT zaaknummer: 270534 HARK 09-237 beslissing van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingverzoeken, in de zaak van MAATSCHAP [X], gevestigd te [woonplaats], en haar vennoten: [verzoeker 1] en [verzoeker 2], beiden wonend te [woonplaats], verzoekers, tegen mr. [naam ], kantonrechter in deze rechtbank, hierna te noemen: mr.[naam]] 1. De procedure 1.1. Bij brief van 6 juli hebben verzoekers een verzoek tot wraking van mr. [naam] ingediend. 1.2. Mr. [naam] heeft niet in de wraking berust. Zij heeft haar standpunt bij brief van 8 juli 2009 uiteengezet. 1.3. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 14 juli 2009. Daarbij waren aanwezig verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] Mr. [naam] heeft meegedeeld dat zij verhinderd was de zitting bij te wonen. 2. Feiten 2.1. Onder registratienummer 559948 UC EXPL 08-1736 is bij deze rechtbank, sector kanton, een procedure aanhangig tussen verzoekers en Dille & Kamille Nederland B.V. (hierna: Dille & Kamille). 2.2. In deze procedure is op 22 april 2009 een tussenvonnis gewezen door kantonrechter mr. [Z] (hierna: mr. [Z]), waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 20 mei 2009 voor het nemen van aktes door beide partijen. In de begeleidende brief bij het tussenvonnis is uitdrukkelijk vermeld dat geen uitstel zal worden verleend. 2.3. Verzoekers hebben tijdig voor de rolzitting van 20 mei 2009 de door hen te nemen akte in conventie ingediend. Zij hebben bij brief van 19 mei 2009 zich op voorhand verzet tegen een eventueel door Dille & Kamille te verzoeken uitstel voor het nemen van de akte in reconventie. 2.4. Dille & Kamille hebben bij faxbericht van 19 mei 2009 de rechtbank, op 20 mei 2009 aangevuld met een uitvoerige motivering, om uitstel verzocht voor het indienen van de in het tussenvonnis bedoelde akte in reconventie. 2.5. Bij brief van 4 juni 2009 hebben verzoekers de rechtbank dringend verzocht het verzoek van Dille & Kamille om uitstel te verlenen, af te wijzen. 2.6. Vanwege ziekte van mr. [Z] heeft mr. [naam] als zijn waarnemer op 25 juni 2009 het dossier ingezien en vastgesteld dat de zaak vanaf 20 mei 2009 had stilgelegen en dat er op en na die datum geen beslissingen zijn genomen. 2.7. Bij rolbericht van 26 juni 2009 zijn op instructie van mr. [naam] de door verzoekers genomen akte (van 18 mei 2009) en een afschrift van hun brief van 4 juni 2009 toegezonden aan Dille & Kamille. Voorts is daarbij de zaak naar de rolzitting van 22 juli 2009 verwezen voor het nemen van de in het tussenvonnis bedoelde akte zijdens Dille & Kamille. In het door de griffier aan partijen verstuurde bericht staat: “Allereerst wil ik u mijn excuus aanbieden voor het achterwege blijven van het rolbericht. Vervolgens deel ik u mede dat de door Maatschap Aanleg genomen akte d.d. 18 mei 2009 en de brief ingekomen op 4 juni 2009 naar Dille & Kamille zijn verstuurd. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen op zeer korte termijn een afspraak maken om het gehuurde te laten bezoeken door Dille & Kamille en verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 22 juli voor het nemen van een akte ziidens Dille & Kamille. het nemen van een akte zijdens Dille & Kamille. Overigens wijs ik u erop dat er geen verder uitstel zal worden verleend. …” 3. Het verzoek 3.1. Verzoekers achten - kort samengevat - mr. [naam] partijdig omdat zij in strijd met de daartoe geldende regels en terwijl uitdrukkelijk was meegedeeld dat geen uitstel zou worden verleend, toch uitstel heeft verleend. Zij heeft daarbij de bezwaren van verzoekers ongemotiveerd gepasseerd. Bij verzoekers is als gevolg daarvan het vermoeden gerezen dat zij niet onpartijdig is omdat zij kennelijk voor waar heeft aangenomen hetgeen Dille & Kamille heeft gesteld. Door het toezenden van hun akte aan Dille & Kamille, terwijl die zelf nog geen akte heeft genomen, zijn Dille & Kamille volgens verzoekers bevoordeeld en zijn zij zelf benadeeld. Volgens verzoekers gaat mr. [naam] met haar beslissing voorts voorbij aan de eerdere beslissing van het tussenvonnis en treedt zij buiten haar bevoegdheid doordat zij zich inhoudelijk mengt in een zaak die haar niet is toegewezen. 3.2. Ter zitting merkten verzoekers daarbij nog op dat de reactie van mr. [naam] op hun wrakingsverzoek hun vermoeden bevestigt dat zij niet onpartijdig is. Zij wezen er daartoe op dat de juridische status van de reactie van mr. [naam] niet helder is, immers die reactie is niet ondertekend en er zijn geen afzender en geadresseerde vermeld. Verzoekers benadrukten dat mr. [naam] niet is ingegaan op de vraag of zij onbevooroordeeld was of die indruk heeft gewekt en zij hebben erop gewezen dat de reactie slordigheden bevat, hetgeen getuigt van nonchalance en het niet serieus nemen van de zaak. 4. Het standpunt van de rechter 4.1. Mr. [naam] bevestigde in haar schriftelijke toelichting dat in de begeleidende brief bij het tussenvonnis van 22 april 2009 staat dat geen uitstel zal worden verleend. Op basis van artikel 1.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele rol van kantonsectoren heeft zij echter gemeend dat in deze situatie het belang van een goede procesorde en de noodzaak van een goede instructie van de zaak meebracht dat er enerzijds zo spoedig mogelijk een rolinstructie uitging, en anderzijds dat Dille & Kamille alsnog de krans kreeg om haar akte te nemen. 4.2. Volgens mr. [naam] staat het de rechter vrij om in de rolinstructie op te nemen dat partijen elkaar in de gelegenheid dienen te stellen de informatie te verzamelen die nodig is om bij akte te kunnen reageren op hetgeen in het vonnis is aangegeven. Daarmee is de rolinstructie voldoende gemotiveerd, waarbij van belang is dat het rolreglement de rechter niet de verplichting oplegt om beslissingen inzake uitstel van een motivering te voorzien. 5. Beoordeling 5.1. Ten aanzien van hetgeen verzoekers ter zitting hebben opgemerkt over de niet ondertekende en niet zorgvuldig opgestelde reactie van mr. [naam], overweegt de rechtbank dat voor dergelijke reacties geen vormvoorschriften gelden. Voor de rechtbank staat buiten twijfel dat de reactie van mr. [naam] afkomstig is en zij zal die reactie dan ook in haar beoordeling betrekken. 5.2. De voor de beoordeling van het wrakingverzoek toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 5.3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de betreffende rechter vooringenomen is jegens één van de bij de procedure betrokkenen, althans dat de vrees van die partij voor zulke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. 5.4. Er zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. [naam] jegens verzoekers. Onderzocht zal daarom slechts worden of er objectief bepaalde feiten en omstandigheden zijn die verzoekers grond geven te vrezen dat het mr. [naam] aan onpartijdigheid heeft ontbroken. 5.5 De rechtbank stelt voorop dat in de wrakingsprocedure niet kan worden beoordeeld of mr. [naam] in overeenstemming met de daartoe geldende regels en op goede gronden heeft beslist op het verzoek om uitstel van Dille & Kamille. Op de inhoudelijke en/of procedurele bezwaren van verzoekers tegen de genomen beslissing gaat de rechtbank dan ook niet in. Ook als zou worden aangenomen dat de beslissing onjuist was, kan daaruit immers nog niet de (schijn van) partijdigheid worden afgeleid. Dat mr. [naam] het verzoek om uitstel alsnog heeft toegewezen kan derhalve op zich niet de conclusie rechtvaardigen dat er gegronde vrees bestond dat zij jegens hen een vooringenomenheid koestert. Ook het feit dat zij in die beslissing niet is ingegaan op de argumenten van verzoekers tegen uitstel, rechtvaardigt een dergelijke conclusie niet. 5.6. Het verlenen van uitstel heeft uit de aard der zaak tot gevolg dat één van de partijen meer tijd heeft voor het nemen van een akte. Omdat de andere partij daarna in de gelegenheid wordt gesteld daarop te reageren, levert een dergelijk besluit nog geen schijn van partijdigheid op. Daarbij is van belang dat, hoewel in het tussenvonnis in conventie en in reconventie is verwezen naar eenzelfde roldatum voor het nemen van een akte, daarbij niet is overwogen of anderszins kenbaar is dat het van belang was dat partijen gelijktijdig een akte zouden nemen, zonder kennis te hebben genomen van de akte van de wederpartij. Voor wat betreft het doorsturen van de reeds door verzoekers ingediende akte aan Dille & Kamille geldt voorts dat het de rechtbank niet vrijstaat om een reeds ingediende akte niet door te sturen aan de wederpartij, zeker niet indien om doorzending wordt verzocht. 5.7. Verzoekers menen dat het feit dat op instructie van mr. [naam] hun brief van 4 juni 2009 aan Dille & Kamille is doorgezonden terwijl in die brief staat dat een afschrift is gestuurd aan de advocaat van de wederpartij, erop wijst dat mr. [naam] die opmerking in de brief niet heeft geloofd. Dat duidt volgens verzoekers op vooringenomenheid. De rechtbank volgt hen daarin niet. Onder de gegeven omstandigheden – waar aangenomen kan worden dat het de bedoeling was, ook van verzoekers – dat Dille & Kamille over die brief zouden beschikken, kan in dat doorsturen geen aanwijzing gevonden worden voor vooringenomenheid. 5.8. Ook de opmerking in het rolbericht die erop neerkomt dat partijen nog een afspraak moeten maken voor het bezichtigen van het gehuurde, kan naar objectieve maatstaven de vrees van verzoekers dat mr. [naam] vooringenomen is niet rechtvaardigen. Verzoekers menen dat mr. [naam] daarmee laat blijken hen niet te geloven waar zij in hun brieven aan de rechtbank te kennen gaven dat er voldoende gelegenheid was geweest tot het bezichtigen van het gehuurde. Dat is echter geen conclusie die uit de weergave van het rolbericht kan worden getrokken. Mr. [naam] heeft - gehoord de argumenten - een aanhouding voor het nemen van een conclusie toegestaan en voorts partijen erop gewezen dat overeenkomstig het vonnis van mr. [Z] een bezichtiging van het pand noodzakelijk was. Door daarop te wijzen heeft mr. [naam] naar het oordeel van de rechtbank niets ten nadele van verzoekers opgemerkt en de aanwijzing kan redelijkerwijs niet worden uitgelegd als een impliciet verwijt aan verzoekers. 5.9. De rechtbank ziet in het betoog van verzoekers ook overigens geen grond voor het oordeel dat mr. [naam] zich partijdig heeft opgesteld. Dit leidt ertoe dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen. 6. Beslissing De rechtbank 6.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. [naam] af; 6.2. draagt de griffier op deze beslissing aan verzoekers en mr. [naam] toe te zenden, alsmede aan de sectorvoorzitter van de sector kanton van deze rechtbank en de president van deze rechtbank; 6.3. bepaalt dat de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek. Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. M.N. Noorman en mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2009, in het bijzijn van de griffier mr. M.S.D. de Weerd. mr. Dondorp is buiten staat deze beslissing te ondertekenen