
Jurisprudentie
BJ3133
Datum uitspraak2009-07-01
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers314078 / HA ZA 08-2072
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers314078 / HA ZA 08-2072
Statusgepubliceerd
Indicatie
Garantie-overeenkomst. Tweehandtekeningenclausule.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 314078 / HA ZA 08-2072
Vonnis van 1 juli 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. Kalkfabriek voorheen [A.],
tevens handelende onder de naam 'BouwCenter Filippo Leiden',
gevestigd te Leiden,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Meijroos te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J&F Holding B.V.,
gevestigd te Lisse,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. de Bock te Leiden.
Partijen zullen hierna Kalkfabriek en J&F genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 juni 2008;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 10 september 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 april 2009.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald. Na de comparitie van partijen heeft de zittingsrechter de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
De feiten
Kalkfabriek heeft goederen geleverd aan J&F Bouwgroep B.V., voorheen genaamd J&F Onderhoud en Renovatie B.V., thans genaamd Barak B.V., een van de werkmaatschappijen van J&F. J&F heeft op 21 oktober 2004 voor de periode tot en met 30 september 2005 een schriftelijke garantie afgegeven voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van de werkmaatschappij J&F Bouw B.V. jegens Kalkfabriek, tot een bedrag van € 150.000,-.
2.2. De heer [B.], 'financial controller' bij Kalkfabriek (hierna: [B.]), heeft op 2 oktober 2007 het volgende e-mailbericht gestuurd aan de heer [C.], bestuurder van J&F (hierna: [C.]):
"Beste heer [C.],
Zoals telefonisch besproken stuur ik u hierbij de garantieovereenkomst die J&F Holding destijds heeft afgegeven ten behoeve van BouwCenter [A.].
Graag wil ik het verzoek neerleggen voor een hernieuwde overeenkomst op basis van dezelfde voorwaarden.
De 5 vennootschappen die wij momenteel in onze systemen hebben staan zijn:
- J&F Wegenbouw
- J&F Bouwgroep
- J&F Bouwservices
- J&F Vastgoed
- J&F Onderhoud en Renovatie
(....)"
2.3. Op 10 oktober 2007 heeft [B.] een e-mailbericht aan [C.] gestuurd met de volgende inhoud:
"Geachte heer [C.],
Vorige week heb ik u een email gestuurd met het verzoek een garantieovereenkomst af te geven met betrekking tot de werkmaatschappijen van uw groep die bij onze bedrijven materialen afnemen. U zou hier vorige week nog op terug komen.
Uiteraard heb ik begrip voor de situatie waarin u verkeert, maar zoals u kunt begrijpen willen wij graag een stukje zekerheid met betrekking tot de leveranties van onze bedrijven aan uw ondernemingen. Temeer omdat het om aanzienlijke leveranties gaat.
Kunt u mij op de hoogte stellen over de voortgang van de aanvraag?"
2.4. Bij e-mailbericht van 11 oktober 2007 heeft [C.] als volgt aan [B.] geantwoord:
"Geachte heer [B.],
Excuses voor de te late reactie, echter door het uitvallen van mijn compagnon kom ik af en toe in tijdnood.
Ik zal een nieuwe overeenkomst laten maken, die ik u in concept a.s. maandag mail (pdf). Mocht u dan nog op of aanmerkingen hebben hoor ik het graag van U.
De vennootschappen waar het om draait zijn:
J&F Bouwgroep (fusie van J&F onderhoud&renovatie en J&F Bouw BV)
J&F Bouwservices BV
J&F Wegenbouw BV (marginaal)"
2.5. Op 15 oktober 2007 ontving [B.] van [C.] de volgende e-mail:
"Geachte heer [B.],
Bijgaand model, gaarne uw op of aanmerkingen zoals beloofd."
Als bijlage is meegezonden een concept-akte waarin de nakoming van de betalingsverplichtingen van onder meer de werkmaatschappij J&F Bouw B.V. jegens Kalkfabriek voor de periode tot en met 30 september 2008 wordt gegarandeerd, tot een bedrag van € 150.000,-.
2.6. Bij e-mailbericht van 16 oktober 2007 heeft [B.] als volgt gereageerd:
"Geachte heer [C.],
Bedankt voor het opstellen van de garantie-overeenkomst.
Ik kan mij helemaal vinden in de opstelling ervan.
De overeenkomst heeft echter een looptijd van één jaar. Is het niet verstandiger de looptijd niet te beperken?
Dit aangezien een einddatum snel over het hoofd wordt gezien. Het betreft tenslotte gedane leveranties.
Verder zie ik het origineel gaarne tegemoet en wil ik u bedanken voor de genomen moeite in deze voor u drukke tijd."
2.7. Bij e-mailbericht van 6 november 2007 heeft [B.] zich opnieuw tot [C.] gewend:
"Geachte heer [C.],
Wij hebben de garantieovereenkomst nog niet ontvangen.
Uiteraard zal het in deze drukke tijden lastig zijn om e.e.a. voor elkaar te krijgen.
Wilt u echter nog eens aan ons denken mbt deze overeenkomst?"
2.8. Bij e-mailbericht van 13 december 2007 heeft [B.] zich in de volgende bewoordingen tot [C.] gewend:
"Geachte heer [C.],
De afgelopen dagen heb ik tevergeefs geprobeerd met u in contact te treden.
U bent helaas niet bereikbaar, maar ook telefonische verzoeken om teruggebeld te worden leveren niets op.
Ik wil met u afspraken maken over de achterstallige betalingen alsmede de toegezegde garantieovereenkomst.
Nu ik niet met u heb kunnen overleggen ben ik genoodzaakt een éénzijdige afspraak met u te maken. Deze luidt als volgt:
- Ik wil a.s. maandag de getekende garantieovereenkomst hebben ontvangen.
- Maandag zal op onze bankrekening zijn overgemaakt het bedrag van € 100.000.
Deze betaling zal vervolgens worden afgeboekt op de vorderingen die wij hebben op bedrijven waarvan de activiteiten zijn gestopt.
Zijn bovenstaande zaken niet gerealiseerd, dan zien wij ons genoodzaakt de leveranties te staken totdat alle afspraken zijn nagekomen.
De heer [D.] (alg. directeur) en ik zullen ons maandagmiddag om 14.00 uur op het hoofdkantoor melden om met u te overleggen hoe de samenwerking tussen onze bedrijven in de toekomst zal verlopen.
Uiteraard betreur ik het dat het noodzakelijk is deze email te verzenden, maar u heeft mij helaas geen keuze gelaten.
(....)"
2.9. De directie van J&F bestaat uit twee personen, [C.] en de heer [E.]
2.10. Artikel 14, eerste lid, van de statuten van J&F luidt, voor zover hier van belang:
"Indien de directie van de vennootschap uit meer dan een persoon bestaat, dan kan de vennootschap slechts vertegenwoordigd worden door twee gezamenlijk handelende directeuren."
2.11. In het handelsregister van de Kamers van Koophandel staat als bevoegdheid van de bestuurder(s) vermeld: "Gezamenlijk bevoegd, (met andere bestuurder(s), zie statuten)".
2.12. De onder 2.1 vermelde akte draagt de handtekeningen van [C.] en [E.].
2.13. Artikel 14, derde lid, van de statuten van J&F luidt als volgt:
"Ingeval van belet of ontstentenis van één of meer directeuren zijn de overige directeuren, of is de enig overgebleven directeur, tijdelijk met het gehele bestuur belast."
2.14. [E.] leed ten tijde van de voormelde e-mailwisseling aan een burn-out. Hij zat in die periode thuis.
2.15. Barak B.V. is op 24 januari 2008 in staat van faillissement verklaard. Barak B.V. heeft een schuld van ruim € 414.000,- aan Kalkfabriek.
2.16. Bij brief van 8 februari 2008 heeft Kalkfabriek via haar gemachtigde aan J&F verzocht uiterlijk op 14 februari 2008 aan haar betalingsverplichting op grond van de verleende garantie te voldoen.
Het geschil
Kalkfabriek vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat tussen Kalkfabriek en J&F een garantieovereenkomst tot stand is gekomen zoals door [C.] van J&F aan Kalkfabriek verzonden per e-mail als aangehaald onder 2.5;
II. J&F te veroordelen aan Kalkfabriek te voldoen de somma van € 150.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 februari 2008;
III. veroordeling van J&F in de kosten.
3.2. Aan deze vorderingen ligt, naast hetgeen al onder de feiten is opgenomen, de stelling ten grondslag dat partijen op 16 oktober 2007 een garantieovereenkomst zijn aangegaan door de aanvaarding van de zijde van Kalkfabriek per e-mail als aangehaald onder 2.6 van het daags tevoren door J&F gedane aanbod, zodat J&F tot het gevorderde bedrag moet instaan voor de schuld van Barak B.V. aan Kalkfabriek.
3.3. J&F voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
J&F heeft ten verweer onder meer een beroep gedaan op haar statutaire tweehandtekeningenclausule, zoals kenbaar gemaakt in het handelsregister (zie hierboven onder 2.10 en 2.11).
Kalkfabriek heeft daartegen ingebracht dat in oktober 2007 op grond van artikel 14, derde lid, van de statuten het bestuur van J&F uitsluitend bestond uit [C.], als gevolg van belet of ontstentenis van [E.] (zie hierboven onder 2.13).
J&F heeft vervolgens gesteld dat [E.] tijdens zijn ziekte zijn taken en bevoegdheden als bestuurder is blijven uitoefenen, hetgeen zij aanbiedt te bewijzen.
4.2. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe. Met zijn mededeling per e-mail van 11 oktober 2007 dat zijn compagnon was uitgevallen (zie hierboven onder 2.4) heeft [C.] immers hoe dan ook de schijn gewekt dat J&F tijdelijk alleen door hem werd bestuurd. Van Kalkfabriek kon op dat moment niet (meer) niet worden gevergd dat zij een nader onderzoek zou instellen naar ernst en aard van de haar kennelijk al bekende ziekte van [E.] en naar de mogelijke gevolgen voor zijn functioneren als bestuurder. Dat er geen concrete gedraging van [E.] is aan te wijzen waardoor de schijn is gewekt dat [C.] zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd was, is hoogstens relevant in hun onderlinge rechtsverhouding, maar brengt niet mee dat aan het optreden van [C.] externe werking moet worden ontzegd.
4.3. De rechtbank verwerpt ook het verweer van J&F dat zij geen aanbod heeft gedaan, zodat geen overeenkomst tot stand kan zijn gekomen. In dit verband volstaat zij met een verwijzing naar de bijlage bij de e-mail van 15 oktober 2007 (zie hierboven onder 2.5), waarin een volledig uitgewerkt contract is opgenomen. Het aanbod is duidelijk op uitnodiging van Kalkfabriek gedaan.
4.4. J&F betwist voorts dat door aanvaarding van het gestelde aanbod een overeenkomst tot stand is gekomen.
De rechtbank leidt uit de reactie van Kalkfabriek op het aanbod af dat over de essentialia van de overeenkomst volledige overeenstemming bestond (zie hierboven onder 2.6). Weliswaar heeft Kalkfabriek nog te kennen gegeven dat zij een langere looptijd wenste, maar daaruit valt geen voorbehoud af te leiden voor de gelding van de garantie in de door J&F voorgestelde periode.
De rechtbank gaat ervan uit dat de e-mail van 16 oktober 2007, waaruit de aanvaarding spreekt, J&F heeft bereikt. Het verweer dat dit bericht niet is ontvangen, wordt als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Mede gezien de inhoud van de latere rappèlmails van Kalkfabriek, waarvan de ontvangst door J&F niet is betwist, acht de rechtbank het verweer op dit punt niet geloofwaardig. J&F kon niet volstaan met de enkele betwisting van de ontvangst van één e-mailbericht uit een hele reeks. Ter zitting beperkte [C.] zich tot de verklaring dat hij zich de betrokken e-mail niet kon herinneren, mogelijk doordat deze indertijd regelmatig werden gewist. [E.] herinnert zich echter nog wel dat hij met [C.] in december 2007 over de garantie aan Kalkfabriek heeft gesproken.
Een en ander betekent dat het aanbod tot het aangaan van een nieuwe garantie-overeenkomst door Kalkfabriek is aanvaard.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat vordering II toewijsbaar is. Vordering I zal worden afgewezen, aangezien Kalkfabriek bij toewijzing geen afzonderlijk belang heeft.
4.6. J&F zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt J&F tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kalkfabriek van € 150.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 februari 2008 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt J&F in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Kalkfabriek begroot op € 3.371,80 aan verschotten en € 2.842,- aan salaris van de advocaat;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. B.C. Punt, J.W. Westenberg en P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2009, in tegenwoordigheid van de griffier