
Jurisprudentie
BJ3126
Datum uitspraak2009-07-20
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/850241-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/850241-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Feitelijke aanranding- en schennis van de eerbaarheid in saunacentrum. Verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850241-08
Uitspraak d.d.: 20 juli 2009
tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1945],
wonende te [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2009.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 november 2008 te Emst, gemeente Epe, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten
van de penis, althans de schaamstreek van voornoemde [slachtoffer] en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het op die [slachtoffer] aflopen en/of
(vervolgens) het onverhoeds betasten van de penis van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 november 2008 te Emst, gemeente Epe, zich opzettelijk
oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten Saunacentrum [naam sauna],
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of met zijn hand over zijn penis
heen en weer heeft bewogen, terwijl daarbij [slachtoffer] zijns ondanks
tegenwoordig was;
art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (1)
A. Vaststaande feiten
Op 6 november 2008 is door [slachtoffer] aangifte gedaan van feitelijke aanranding van de eerbaarheid in Sauna Centrum [naam sauna].
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Hij heeft aangevoerd dat dit niet alleen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte (ook ter terechtzitting) bewezen kan worden verklaard, maar ook op basis van de aangifte. Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte aangever door andere feitelijkheden, namelijk door op hem af te lopen en vervolgens onverhoeds zijn penis te betasten, gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Ten aanzien van feit 2 merkt de officier van justitie nog op dat de sauna een niet openbare plaats is, omdat deze plaats niet direct voor het publiek toegankelijk is.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 naar voren gebracht dat hij de in de tenlastelegging beschreven seksuele handelingen wel heeft gepleegd, maar dat er geen sprake was van enige dwang, geweld en/of bedreigingen, noch van enig overwicht. Verdachte dacht dat aangever in hem geïnteresseerd was en heeft hem, omdat hij signalen kreeg en dacht dat aangever dit wilde, vluchtig op zijn penis aangeraakt. Verdachte heeft vervolgens op het moment dat duidelijk werd dat aangever hier niet van gediend was, direct zijn excuses aangeboden. Verdachte stelt daarbij nog dat aangever alle gelegenheid had om eerder al weg te lopen of om verbaal aan te geven dat hij zich enigszins bedreigd voelde door verdachte.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte naar voren gebracht dat hij over zijn eigen penis heen en weer bewogen heeft terwijl hij samen met aangever in dezelfde ruimte zat.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, gelet op de aangifte van [slachtoffer] (2) en de bekennende verklaring van verdachte (3) zelf die (ook ter terechtzitting) heeft verklaard dat hij in een saunaruimte, al kijkende naar aangever, over zijn eigen penis heen en weer heeft gewreven, dat aangever de saunaruime is uitgelopen en met zijn badjas aan, op een bankje is gaan zitten en dat verdachte vervolgens naar aangever is toegelopen en dat hij de penis van aangever vervolgens vlug met één of twee vingers aan de voorkant heeft aangeraakt, alsmede dat aangever hierop een afwerend gebaar heeft gemaakt waarbij verdachte besefte dat aangever het niet wilde en hij daarop zijn excuses aan aangever heeft aangeboden en is weggelopen. Uit de verklaringen van aangever en verdachte blijkt dat deze handelingen van verdachte een seksuele lading en bedoeling hadden.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 06 november 2008 te Emst, gemeente Epe, door andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten
van de penis van voornoemde [slachtoffer] en bestaande die andere feitelijkheden uit het op die [slachtoffer] aflopen en vervolgens het onverhoeds betasten van de penis van die [slachtoffer];
2.
hij op 06 november 2008 te Emst, gemeente Epe, zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten Saunacentrum [naam sauna], met zijn hand over zijn penis
heen en weer heeft bewogen, terwijl daarbij [slachtoffer] zijns ondanks tegenwoordig was.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
- feit 1: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- feit 2: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu verder geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest en een geldboete van 300 euro subsidiair 6 dagen hechtenis.
Door de verdachte is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het feit dat het niet zijn bedoeling was om bedreigend over te komen, dat hij het enkel en alleen heeft gedaan omdat hij dacht dat aangever in hem geïnteresseerd was en dat hij direct zou zijn opgestapt als aangever er direct wat van had gezegd. Voorts heeft verdachte aangevoerd dat hij al sinds 1977 in Nederland verblijft, dat hij een blanco strafblad heeft en dat hij steeds goed heeft meegewerkt aan het politieonderzoek.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid en het plegen van ontuchtige handelingen jegens een mede-saunabezoeker. Verdachte heeft -ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften- inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer door eerst in een saunaruimte met zijn hand over zijn eigen penis heen en weer te bewegen en vervolgens door buiten een saunaruimte op aangever af te lopen en onverhoeds zijn penis te betasten. Verdachte heeft door zo onverhoeds te handelen en zonder zich anderszins op sociaal gangbare en acceptabele wijze te vergewissen van de eventuele interesse van een betrokkene, bewust het risico genomen dat zo’n bezoeker van een reguliere sauna zijn signalen verkeerd begrijpt en dat achteraf - te laat - blijkt dat deze daarvan niet gediend is.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte, die al ruim 30 jaar in Nederland verblijft, niet eerder met politie en justitie in Nederland in aanraking is geweest en dat de ontuchtige handelingen gering en van zeer korte duur waren en dat hij, toen aangever een afwerend gebaar maakte, direct is gestopt en zijn excuses heeft aangeboden. Voorts houdt zij rekening met hetgeen in vergelijkbare zaken is opgelegd.
Gelet op vorenoverwogene, alsmede op de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat voor een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete, zoals door de officier van justitie is gevorderd, niet moet worden gekozen, maar dat een voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur, meer op zijn plaats is.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 22m, 22n, 57, 239 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
- feit 1: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- feit 2: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren
wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40
dagen;
• bepaalt, dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
• beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Prisse en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam)proces-verbaal nr. PL0611/08-209081
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 15-18
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 22-25