Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3122

Datum uitspraak2008-08-19
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers188195 \ CV EXPL 06-743
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Aandelenlease. Toestemmingsvereiste echtgenoot. Tussenvonnis.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Leeuwarden zaak-/rolnummer: 188195 CV EXPL 06-743 vonnis van de kantonrechter d.d. 19 augustus 2008 inzake [eiseres], hierna te noemen: [eiseres], en [eiser], hierna te noemen: [eiser], echtelieden, beiden wonende te [woonplaats], eisers, hierna gezamenlijk te noemen [eisers], gemachtigde: mr. M.E. Bosman en mr. B. Parmentier thans mr. J.H.E. de Beer, tegen de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V., hierna te noemen: Aegon, gevestigd te Leeuwarden, gedaagde, gemachtigde: mr. B.W.G. van der Velden en mr. D.M.A. Gerdes. Procesverloop 1. Ingevolge het tussenvonnis van 11 september 2007 heeft [eisers] een akte, tevens houdende een wijziging van eis, genomen. Aegon heeft hierna een antwoordakte genomen. Vervolgens is vonnis bepaald op de stukken welke hier als ingelast gelden. Door [eisers] en door Aegon zijn producties in het geding gebracht. Motivering Beroep op art. 1:88 BW juncto 1:89 BW 2. De kantonrechter neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij voornoemd tussenvonnis. 3.1. In dat tussenvonnis is [eisers] de gelegenheid geboden een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring in het geding te brengen, waaruit zou blijken dat [eiser] op enig moment voorafgaand aan de procedure de vernietigbaarheid van de overeenkomsten heeft ingeroepen. Een dergelijke verklaring ontbreekt, het namens [eisers] overgelegde stuk is duidelijk verzonden namens [eiseres] en niet namens de heer [eiser]. De door de heer [eiser] aan zijn gemachtigde afgegeven verklaring doet hier niet aan af, een beroep als hier bedoeld dient door de onwetende echtgenoot jegens de handelende wederpartij te worden gedaan. Het voorgaande brengt mee dat de overeenkomsten niet buitengerechtelijk zijn vernietigd. 3.2. Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake kan zijn van rechterlijke vernietiging. Artikel 3:51 lid 1 bepaalt dat een rechterlijke uitspraak een rechtshandeling vernietigt, als de rechter een beroep in rechte op de vernietigingsgrond aanvaardt. Aan dit beroep zijn geen vormvereisten gesteld. Niet noodzakelijk is dat dit beroep wordt herhaald in het petitum van de dagvaarding. De kantonrechter acht hetgeen namens [eisers], dus ook namens de heer [eiser], in deze procedure uiteindelijk is aangevoerd voldoende om daar een beroep op een vernietigingsgrond in te lezen. 3.3. Dit beroep is voor het eerst gedaan in deze procedure. Aegon stelt dat dit beroep is verjaard. De verjaringstermijn begint te lopen op het moment waarop de niet-ondertekenende echtgenoot op de hoogte is van het bestaan van de overeenkomsten. Volgens Aegon was dit reeds van meet af aan het geval. Zij baseert dit op het feit dat [eiseres] en [eiser] gehuwd zijn en op de stelling dat de betalingen zijn gedaan vanaf een rekening die enkel op naam van [eiser] staat en dat het daarom aannemelijk is dat [eiseres] haar echtgenoot op de hoogte heeft gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat indien vast komt te staan dat de betalingen inderdaad zijn verricht van een rekening die op naam staat van alleen [eiser] er van uit gegaan kan worden dat [eiser] van meet af aan op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst. In dat geval kan [eiser] de gelegenheid geboden worden om het tegendeel te bewijzen. Teneinde één en ander zo efficiënt mogelijk vorm te geven zal [eisers] bij akte inzage dienen te verschaffen in de wijze waarop de betalingen zijn verricht, onder meer door het overleggen van bankafschriften, en kunnen reageren op de stelling van Aegon dat hieruit de wetenschap van [eiser] blijkt. 3.4. Iedere verdere beslissing zal aangehouden worden. Beslissing De kantonrechter: draagt [eisers] op zich bij akte uit te laten over de wijze van betaling en over de stelling van Aegon dat [eiser] van meet af aan op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst, zoals bedoeld in r.o. 3.3.; verwijst de zaak hiertoe naar de rol van 2 september 2008; houdt iedere verdere beslissing aan. Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. c 185