
Jurisprudentie
BJ3080
Datum uitspraak2009-07-17
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/237 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/237 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren en het besluit van 14 mei 2007 had moeten vernietigen. Deze beroepsgrond slaagt. In beroep heeft appellant gevraagd om het Uwv te veroordelen tot de betaling van wettelijke rente. In de loop van het beroep gaf het Uwv te kennen zijn besluit van 14 mei 2007 niet te handhaven, omdat appellant in de naast hogere arbeidsongeschiktheidsklasse moet worden ingedeeld. De rechtbank had met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep als mede gericht tegen het wijzigingsbesluit van 9 juli 2007 moeten aanmerken. Tevens had de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 mei 2007 gegrond moeten verklaren en dat besluit moeten vernietigen. Tenslotte had de rechtbank het verzoek om schadevergoeding moeten toewijzen. Daarom houdt de aangevallen uitspraak geen stand. De Raad zal doen hetgeen de rechtbank had behoren te doen. De Raad zal het Uwv overeenkomstig het verzoek van appellant veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de wettelijke rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995, 314. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ontoereikend of onjuist is. In hoger beroep heeft appellant informatie ingebracht van de hem behandelende psychiater die inhoudelijk overeenstemt met de inlichtingen die de bezwaarverzekeringsarts kenbaar in haar afweging had betrokken. Deze informatie geeft geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de FML. In beroep heeft het Uwv voldoende toegelicht dat de functies voor appellant geschikt en toegankelijk zijn.
Uitspraak
08/237 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 december 2007, 07/942,
(de aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld en is een verklaring van de hem behandelende psychiater ingezonden.
Het Uwv heeft verweer gevoerd, een reactie van van de bezwaarverzekeringsarts op de door appellant ingezonden medische gegevens ingezonden en een arbeidskundig rapport overgelegd.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 5 juni 2009. Appellant is bijgestaan door mr. G.J.A.M. Gloudi, advocaat te Lelystad. Namens het Uwv is verschenen mr. M.H.J. Kuilenburg.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 14 mei 2007 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Hierbij heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 8 februari 2007 tot de verlaging van de WAO-uitkering van appellant met ingang van 9 april 2007. Hieraan ligt ten grondslag dat de mate van de arbeidsongeschiktheid van appellant tot 15-25% is afgenomen.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en heeft daarbij betrokken het besluit van het Uwv van 9 juli 2007 tot de wijziging van het besluit van 14 mei 2007. Het Uwv heeft appellant daarmee per 9 april 2007 ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25-35%.
3.1. Appellant werkte laatstelijk als full time orderpicker. Vanuit een werkloosheidssituatie heeft hij zich ziek gemeld met psychische klachten en in verband hiermee is hem per 11 juli 2000 een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
3.2. Op 22 september 2006 is appellant onderzocht door de verzekeringsarts. Hij heeft de voor appellant geldende medische beperkingen vastgelegd in een zogenaamde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3.4. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd waarvan de belasting de belastbaarheid van appellant niet zou overtreffen.
3.5. In bezwaar beschikte de bezwaarverzekeringsarts over informatie van de appellant behandelende psychiater, die een dysthyme stoornis en aanpassingsstoornis met depressieve stoornis diagnosticeert, een GAF-score van 60 vermeldt en appellant aanmerkt als driftig zonder duidelijke persoonlijkheidsstoornis. De bezwaarverzekeringsarts onderschrijft de FML.
4.1. In hoger beroep herhaalt appellant zijn beroepsgrond dat de FML onvoldoende rekening houdt met zijn medische beperkingen. Verder zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde, resterende functies voor hem te belastend en beschikt hij niet over de voor de functie montagemedewerker vereiste rekenvaardigheid.
4.2. Appellant heeft ook aangevoerd dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren en het besluit van 14 mei 2007 had moeten vernietigen.
5. 1. De beroepsgrond onder 4.2 slaagt. In beroep heeft appellant gevraagd om het Uwv te veroordelen tot de betaling van wettelijke rente. In de loop van het beroep gaf het Uwv te kennen zijn besluit van 14 mei 2007 niet te handhaven, omdat appellant in de naast hogere arbeidsongeschiktheidsklasse moet worden ingedeeld.
5.2. De rechtbank had met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep als mede gericht tegen het wijzigingsbesluit van 9 juli 2007 moeten aanmerken. Tevens had de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 mei 2007 gegrond moeten verklaren en dat besluit moeten vernietigen. Tenslotte had de rechtbank het verzoek om schadevergoeding moeten toewijzen.
5.3. Daarom houdt de aangevallen uitspraak geen stand. De Raad zal doen hetgeen de rechtbank had behoren te doen. De Raad zal het Uwv overeenkomstig het verzoek van appellant veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de wettelijke rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995, 314.
6.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ontoereikend of onjuist is. In hoger beroep heeft appellant informatie ingebracht van de hem behandelende psychiater die inhoudelijk overeenstemt met de inlichtingen die de bezwaarverzekeringsarts kenbaar in haar afweging had betrokken. Deze informatie geeft geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de FML.
6.2. In beroep heeft het Uwv voldoende toegelicht dat de functies voor appellant geschikt en toegankelijk zijn. De functie montagemedewerker vergt een opleidingsniveau 1, enkele jaren basisonderwijs. Appellant heeft in Turkije lager onderwijs afgerond en beschikt over een groot rijbewijs. Er is geen reden om aan te nemen dat hij de in die functie vereiste rekenvaardigheid mist.
6.3. Het beroep tegen het besluit van 9 juli 2007 slaagt dus niet.
7. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 14 mei 2007 gegrond en vernietigt dat besluit;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 9 juli 2007 ongegrond;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering op de wijze als onder 5.3 is overwogen;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) R.L. Rijnen.
GdJ