Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3065

Datum uitspraak2009-07-17
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3340 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische grondslag. De Raad is van oordeel dat in de aan het besluit ten grondslag liggende stukken voldoende is toegelicht dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de voor haar geldende belastbaarheid.


Uitspraak

08/3340 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 april 2008, 06/3237 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Enkhuizen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2009. Appellante is, met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M.C. Beijen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Aan de aangevallen uitspraak ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden. 1.2. Bij besluit van 2 februari 2006 heeft het Uwv appellantes uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering per 31 maart 2006 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt. Het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 2 oktober 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. 2.1. De rechtbank heeft geen reden gezien te twijfelen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsartsen vastgestelde beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 december 2005. Naar het oordeel van de rechtbank kan in de door appellante overgelegde brieven van de behandelend psychiaters geen steun worden gevonden voor de stelling van appellante dat zij meer beperkt is. 2.2. De rechtbank heeft echter vanwege een motiveringsgebrek in bezwaar, ziende op de arbeidskundige grondslag, het bestreden besluit vernietigd. Omdat dit gebrek in beroep hersteld was heeft de rechtbank aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. 3. In hoger beroep heeft appellante gesteld dat de dysthyme stoornis, waaraan zij lijdt, zich kenmerkt door een wisselend ziektebeeld. Uit de vermelding in de brief van 6 maart 2008 van de arts Volwassenzorg A. Plugge-Huisman dat de klachten wederom zijn verergerd kan worden afgeleid dat appellante eerder in een situatie verkeerde waarin werkhervatting niet tot haar mogelijkheden behoorde en daarvan was naar het oordeel van appellante sprake op de datum in geding, 31 maart 2006. Appellante acht zich niet in staat tot het verrichten van tijdsgebonden werkzaamheden die stress veroorzaken. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De beschikbare medische gegevens, waaronder de door appellante in hoger beroep opnieuw overgelegde brief van Plugge, bieden geen grond voor de stelling van appellante dat de (bezwaar)verzekeringsartsen haar beperkingen hebben onderschat. De bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons heeft in zijn rapportage van 22 augustus 2008 er terecht op gewezen dat Plugge in de brief van 6 maart 2008 ook vermeldt dat het klachtenpatroon van appellante chronisch is en dat ondanks diverse therapeutische en medicamenteuze behandelingen in de afgelopen tien jaar geen enkele verbetering is opgetreden. De door Plugge vermelde verergering van de klachten in 2008 is opgetreden in een periode waarin appellante in verband met zwangerschap de medicatie heeft gestaakt. In de door Plugge verstrekte gegevens noch in de in beroep ingebrachte brief van de psychiater J.J. van Lieshout vindt de Raad aanwijzingen dat de dysthyme stoornis, die zich niet tot een depressie heeft verdiept, appellante meer beperkingen oplevert voor het verrichten van arbeid dan door de (bezwaar)verzekeringsartsen is aangenomen. 4.3. De Raad is van oordeel dat in de aan het besluit ten grondslag liggende stukken voldoende is toegelicht dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de voor haar geldende belastbaarheid. 4.4. De aangevallen uitspraak komt derhalve, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking. 4.5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009. (get.) D.J. van der Vos. (get.) M.A. van Amerongen. EV