
Jurisprudentie
BJ3054
Datum uitspraak2009-07-17
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2860 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2860 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische grondslag. Motivering van de bij de schatting geduide functies passend voor appellante.
Uitspraak
08/2860 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 april 2008, 07/377 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G. Groen, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is een aanvullend stuk ingediend, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2009, waar namens appellante is verschenen, mr. Groen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.A.C. Rijk.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 5 december 2006 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv ongegrond heeft verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 april 2006, waarbij het Uwv de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 26 juni 2006 heeft ingetrokken
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3. Namens appellante is in hoger beroep - kort samengevat - herhaald dat haar beperkingen die uit haar lichamelijke en psychische klachten voortvloeien onvoldoende zijn onderkend en dat zij als gevolg van ziekte niet in staat is arbeid dan wel gangbare arbeid te verrichten. Ter ondersteuning is verwezen naar de WAO-beoordeling per 9 oktober 2006, waarbij zij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geacht. Appellante heeft gesteld dat haar klachten en beperkingen, die aanleiding gaven voor volledige arbeidsongeschiktheid, ook al per 26 juni 2006 bestonden.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1 De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. In dit verband onderschrijft de Raad de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, die op basis van eigen onderzoek van appellante en na het meewegen van de informatie van de huisarts en de behandelende sector reden heeft gevonden om de belastbaarheid in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aan te scherpen. Voorts is door deze bezwaarverzekeringsarts overtuigend aangegeven waarom de WAO-beoordeling per 9 oktober 2006 geen aanleiding heeft gegeven om te stellen dat deze belastbaarheid per 26 juni 2006 onjuist is ingeschat. Nu appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat met verdergaande beperkingen in de FML rekening gehouden dient te worden, is naar het oordeel van de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit juist te achten.
5. Voor wat betreft de motivering van de bij deze schatting geduide functies, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante.
6. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) R.L. Rijnen.
JL