Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3018

Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-07-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600498-09; 16/602720-07 (tul) [P]
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak medeplegen brandstichting.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/600498-09; 16/602720-07 (tul) [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 juli 2009 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1990] te [geboorteplaats] wonende te [adres], [woonplaats] raadsvrouwe mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar, advocaat te Utrecht 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M. Wolfrat, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: samen met een ander brand heeft gesticht waardoor goederen in gevaar werden gebracht dan wel openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd, gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. 3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit. 3.3 Het oordeel van de rechtbank Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met een ander brand heeft gesticht. Dat verdachte een aandeel heeft gehad in de brandstichting, volgt enkel uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte ontkent zelf stellig enige betrokkenheid. Daarom ziet de rechtbank zich bij de beoordeling van het bewijs allereerst voor de vraag gesteld of zij de verklaring van verdachte dan wel die van medeverdachte [medeverdachte] geloofwaardig acht. De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte verschillen over de rol van verdachte, maar er zijn geen objectieve aanknopingspunten in het dossier die pleiten voor de geloofwaardigheid van de één of van de ander. Het dossier geeft derhalve geen doorslaggevende feitelijke aanwijzingen op grond waarvan kan worden geconcludeerd tot een overtuigende bewezenverklaring van medeplegen van brandstichting. In een dergelijk geval rest de rechtbank niets anders dat terug te vallen op een grondregel uit ons strafrecht: bij twijfel over het bewijs dient dit in het voordeel van verdachte te zijn. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij. Nu hetgeen medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard over het aandeel van verdachte onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen, komt de rechtbank ook niet tot een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging. Ook hiervan spreekt de rechtbank verdachte vrij. 4 De vordering tot tenuitvoerlegging De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 120 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 2 december 2008, ten uitvoer zal worden gelegd. Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen. 5 De beslissing De rechtbank: Vrijspraak - spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten; Vordering tenuitvoerlegging - wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af. Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.G.L.M. Verbunt, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 juli 2009.