
Jurisprudentie
BJ2961
Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2371 WAO + 08/4356 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2371 WAO + 08/4356 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Met nader besluit niet (geheel) tegemoet gekomen. Voldoende medische grondslag. De Raad onderschrijft de overweging van de rechtbank dat de aan appellante toegekende WSW-indicatie geen rechtstreekse betekenis heeft voor de vraag of aanspraak bestaat op een WAO-uitkering. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat de belasting van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante niet te boven gaat.
Uitspraak
07/2371 WAO + 08/4356 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van, 5 april 2007 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.L.T. Roks, advocaat te Helmond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Voorts heeft het Uwv ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een besluit van 21 juli 2008 ingezonden met het daaraan ten grondslag liggend rapport van 5 juni 2007 van de bezwaararbeidsdeskundige
A.M. Beckers.
Bij schrijven van 10 oktober 2008 heeft mr. M.A.W. Ketelaars advocaat te Helmond, als opvolgend gemachtigde de gronden van het hoger beroep aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2009. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Ketelaars, voornoemd. Het Uwv is verschenen bij gemachtigde mr. I.P.H.M. van Lieshout.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 30 mei 2006 (hierna: besluit 1) heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 oktober 2005 waarbij het Uwv de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die laatstelijk was berekenend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 13 december 2005 heeft ingetrokken.
2. Bij aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, met bepalingen over de proceskosten en het griffierecht en het Uwv opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft daartoe, samengevat, overwogen dat zij zich kan verenigen met de medische grondslag van besluit 1, maar dat het besluit niet op een deugdelijke arbeidskundige grondslag is gebaseerd omdat de beperkingen pas in beroep op een juiste wijze in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn neergelegd en het Uwv niet alle signaleringen toereikend heeft gemotiveerd. Voorts stelt de rechtbank vast dat in de functie sorteerder, controleur (sbc-code 111340) structureel nachtwerk voorkomt. Nachtarbeid maakte geen onderdeel uit van de oorspronkelijke functie van appellante, zodat de functie sorteerder niet geschikt is te achten.
3. Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de beperkingen niet zijn onderschat en dat uit de verschillende rapportages blijkt dat de beperkingen veel ernstiger zijn door de (bezwaar)verzekeringsarts is vastgesteld. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante informatie in geding gebracht van de behandelend fysiotherapeut A. van den Broek van 2 juni 2008. Appellante acht zich niet in staat de haar voorgehouden functies te verrichten, zij ziet zich in die visie gesteund door een besluit van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) waarbij besloten is appellante een WSW-indicatie te geven en waarin geoordeeld is dat appellante niet in aanmerking komt voor begeleid werken bij een regulier bedrijf. Voorts heeft appellante in hoger beroep gewezen op de bij de rechtbank ingediende rapportage van 9 maart 2007 van de registerarbeidsdeskundige E.H.J.M. Spanjers. Deze arbeidsdeskundige achtte de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet geschikt voor appellante.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Het hoger beroep treft, voor zover het ziet op het oordeel van de rechtbank omtrent de in de FML van 6 maart 2007 vastgelegde medische mogelijkheden en beperkingen geen doel.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. De Raad is, net als de rechtbank, van oordeel dat de beperkingen van appellant door een zorgvuldig medisch onderzoek zijn vastgesteld. Van aanknopingspunten in objectief-medische zin op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat appellante ten tijde van de datum in geding meer beperkt was dan het Uwv heeft vastgesteld, is de Raad niet gebleken. In de door appellante in hoger beroep ingebrachte informatie van de behandelend fysiotherapeut ziet de Raad geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen aangezien de door de fysiotherapeut beschreven klachten bij de (bezwaar)verzekeringsarts bekend waren en deze informatie niet is gericht op de in geding zijnde datum van 13 december 2005. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen zoals door appellante is verzocht. De Raad onderschrijft voorts de overweging van de rechtbank dat de aan appellante toegekende WSW-indicatie geen rechtstreekse betekenis heeft voor de vraag of aanspraak bestaat op een WAO-uitkering.
4.2. Het Uwv heeft in de aangevallen uitspraak berust, de onjuistheid van de arbeidskundige grondslag erkend en op 21 juli 2008 een nieuw besluit op bezwaar (hierna: besluit 2) genomen.
4.3. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Bij besluit 2 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 oktober 2005 wederom ongegrond verklaard. In een rapport van 5 juni 2007 heeft de bezwaararbeidsdeskundige Beckers de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante nader onderbouwd en toegelicht dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van appellante op de datum in geding, 13 december 2005, niet overschrijdt. De functie sorteerder, controleur (sbc-code 111340) wordt niet langer passend geacht omdat er sprake is van structureel nachtdienstwerk. Het vervallen van deze functie is echter niet van invloed op de uitkomst van de schatting.
5.1. Met besluit 2 is niet geheel aan het beroep van appellante tegemoet gekomen. Hieruit vloeit voort dat de Raad dit besluit, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de procedure dient te betrekken.
5.2. De Raad stelt vast dat de schatting uiteindelijk berust op de functies vleeswarenmaker, slachter (sbc-code 271070), portier, toezichthouder (sbc-code 342021) en machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122).
5.3. Uitgaande van de juistheid van de FML van 6 maart 2007 is de Raad van oordeel dat door het Uwv voldoende is onderbouwd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante niet te boven gaat.
Uit het overwogene in 4 tot en met 5.3 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigd dient te worden en dat het beroep van appellante tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard moet worden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree, als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) E.M. de Bree.
EV