
Jurisprudentie
BJ2897
Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6168 AOW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6168 AOW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toekenning ouderdomspensioen als gevolg van de AOW met een korting van 98% en een toeslag met een korting van 96%. Bij besluit van 7 oktober 2004 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat met ingang van 1 juli 2004, de maand waarin zijn echtgenote de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, zijn ouderdomspensioen herzien wordt en de toeslag op zijn AOW-pensioen vervalt. Gesteld noch is gebleken dat het onderzoek door de Svb niet zorgvuldig is geweest, terwijl appellant geen enkel stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk over een langere periode in Nederland heeft gewerkt dan de Svb heeft aangenomen. De Svb heeft op grond van de door appellant verstrekte summiere gegevens geprobeerd meer informatie te verkrijgen bij diverse pensioenfondsen en het schakelregister geraadpleegd. Deze pogingen hebben echter niet geleid tot gegevens welke de gestelde werkzaamheden en het gestelde verblijf hier te lande kunnen bevestigen.
Uitspraak
07/6168 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2007, 05/1658 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 9 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren [in] 1937, heeft bij brief van 20 juni 2003 een aanvraag om een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend bij de Svb. Daarbij heeft appellant aangegeven dat hij in 1970, 1972 en 1974 in Nederland bij diverse werkgevers heeft gewerkt en uit Nederland kinderbijslag heeft ontvangen. Bij de aanvraag is een kopie overgelegd van een ontslagbewijs van 29 maart 1974 van [bedrijfsnaam], een bedrijf destijds gevestigd in Harderwijk.
1.2. Bij besluit van 7 oktober 2004 heeft de Svb aan appellant met ingang van juli 2002 een ouderdomspensioen ingevolge de AOW toegekend met een korting van 98% en een toeslag met een korting van 96%.
1.3. Bij besluit van 7 oktober 2004 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat met ingang van 1 juli 2004, de maand waarin zijn echtgenote de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, zijn ouderdomspensioen herzien wordt en de toeslag op zijn AOW-pensioen vervalt.
1.3. In zijn bezwaarschrift heeft appellant aangegeven dat hij van het aan hem toegekende bedrag zijn gezin niet kan onderhouden en dat zijn echtgenote ernstig ziek is.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 15 februari 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb de bezwaren van appellant tegen het besluit van 7 oktober 2004 ongegrond verklaard. De Svb heeft daarbij onder meer aangegeven dat, op grond van een werkgeversverklaring, als verzekerd tijdvak voor appellant slechts de periode van 23 augustus 1973 tot en met 29 maart 1974 kan worden aangemerkt. Nadere gegevens omtrent in Nederland verrichte werkzaamheden ontbreken, waardoor geen andere verzekeringstijdvakken vastgesteld kunnen worden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat gesteld noch gebleken is dat het onderzoek door de Svb niet zorgvuldig is geweest, terwijl appellant geen enkel stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk over een langere periode in Nederland heeft gewerkt dan de Svb heeft aangenomen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meerdere jaren in Nederland heeft gewerkt en dat mogelijk sprake is geweest van verwisseling van namen.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant zijn stelling dat hij gedurende een langere periode dan de Svb heeft aangegeven in Nederland gewerkt en gewoond heeft, niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt. Daarbij wijst de Raad erop dat appellant bij de aanvraag voor de AOW slechts één bewijsstuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in de periode van 23 augustus 1973 tot en met 29 maart 1974 bij [bedrijfsnaam] te Harderwijk werkzaam is geweest. De Svb heeft op grond van de door appellant verstrekte summiere gegevens geprobeerd meer informatie te verkrijgen bij diverse pensioenfondsen en het schakelregister geraadpleegd. Deze pogingen hebben echter niet geleid tot gegevens welke de gestelde werkzaamheden en het gestelde verblijf hier te lande kunnen bevestigen.
4.2. Het voorgaande leidt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M. Pijper.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
NK