Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2806

Datum uitspraak2009-07-15
Datum gepubliceerd2009-07-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers263406 / FA RK 09-1192
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 1:160 BW. Einde alimentatieverplichting, want samenwoning 'als waren zij gehuwd'.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rekestnummer: 263406 / FA RK 09-1192 wijziging partneralimentatie Beschikking van 15 juli 2009 in de zaak van [de man], wonende te [woonplaats], nader te noemen de man, advocaat mr. M. Waijers, tegen [de vrouw], wonende te [woonplaats], nader te noemen de vrouw, advocaat mr. J.J. Blok. 1. Verloop van de procedure 1.1. De man heeft ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend. 1.2. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend. 1.3. Er zijn van beide zijden nadere stukken ontvangen. 1.4. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 9 juni 2009. 2. Vaststaande feiten 2.1. Partijen zijn op 2 juni 1972 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 17 augustus 1990 is ontbonden. Op 6 augustus 2002 zijn partijen hertrouwd. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken bij beschikking van deze rechtbank van 6 september 2006. Deze beschikking is op 13 september 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente]. 2.2. In deze beschikking is onder meer bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van EUR 1.039,-- per maand dient te betalen voor het levensonderhoud van de vrouw. Op grond van de wettelijke indexering is dit bedrag thans EUR 1.123,13 per maand. 3. Beoordeling van het verzochte 3.1. De man heeft verzocht te bepalen dat de alimentatieverplichting van hem jegens de vrouw met ingang van 1 oktober 2008 is geëindigd. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de vrouw heeft samengewoond ‘als waren zij gehuwd’, als bedoeld in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter onderbouwing van deze stelling heeft de man een brief van de vrouw en een verklaring van de heer [Y} (de schoonzoon van partijen) d.d. 23 mei 2009 overgelegd. 3.2. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om het verzoek tot beëindiging van de alimentatie af te wijzen. De vrouw heeft betwist dat zij heeft samengewoond ‘als waren zij gehuwd’. Volgens haar heeft de heer [X] (hierna: [X]) tijdelijk bij haar verbleven in verband met een behandeling in het ziekenhuis te Nieuwegein. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de vrouw een verklaring overgelegd van [X] d.d. 4 april 2009. 3.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:160 BW eindigt de verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd. Voor de conclusie dat twee personen samenleven als waren zij gehuwd, zoals bedoeld in artikel 1:160 BW, is vereist dat tussen de beide betrokkenen een duurzame affectieve relatie bestaat, die meebrengt dat zij elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding met elkaar voeren. Indien dit tweede huwelijk wordt ontbonden respectievelijk de samenleving wordt beëindigd, dan herleeft de alimentatieplicht niet. 3.4. De rechtbank is van oordeel dat de man erin is geslaagd voldoende onderbouwing te leveren van zijn stelling dat de vrouw vanaf 1 oktober 2008 (gedurende enkele maanden) heeft samengeleefd met [X] als waren zij gehuwd. Ter zitting heeft de vrouw erkend dat zij een affectieve relatie heeft gehad met [X]. Voor de rechtbank is niet vast komen te staan wanneer deze relatie is verbroken. De stelling van de vrouw dat de relatie al was verbroken voordat [X] – al dan niet tijdelijk – eind september 2008 bij haar introk, is door de man gemotiveerd betwist. Gebleken is dat [X] de huur van zijn woning heeft opgezegd alvorens hij bij de vrouw introk. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de vrouw in een brief aan de man als volgt heeft verklaard: “Hierbij, een vervelende mededeling, ben weer alleen!” en “We hebben te kort samengewoond en geen samenlevingskontrakt of iets dergelijks, daarom val ik toch weer onder jou!”. Uit deze verklaringen valt af te leiden dat [X] niet alleen uit praktisch oogpunt bij de vrouw heeft verbleven. Dit volgt ook uit de schriftelijke verklaring van de schoonzoon van partijen. Gezien het voorgaande in samenhang bekeken, acht de rechtbank aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een affectieve relatie tussen de vrouw en [X] met een duurzaam karakter. Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens aan de vereisten van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging voldaan. In dit kader is van belang dat de vrouw ter zitting heeft verklaard dat [X] en zij de kosten van haar woning en hun levensonderhoud samen deelden en zij geen gebruik meer maakte van betaling van partneralimentatie door de man. Ook heeft de vrouw verklaard dat zij altijd samen met [X] de maaltijd gebruikte – waarbij zij om de beurt kookten – dat zij samen visite ontvingen en dat zij [X] voor zijn behandeling naar het ziekenhuis bracht. Nu aan de vereisten van artikel 1:160 BW is voldaan, zal het verzoek van de man tot beëindiging van de alimentatieverplichting worden toegewezen. 4. Beslissing 4.1. De beschikking van deze rechtbank van 6 september 2006 wordt gewijzigd. 4.2. De rechtbank bepaalt dat, met ingang van 1 oktober 2008, de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw is geëindigd. 4.3. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad. 4.4. De beschikking van 6 september 2006 blijft voor het overige gehandhaafd. 4.5. De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen. Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. Gerritse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2009.