Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2696

Datum uitspraak2009-07-06
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/994707-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overbrenging van mengsel van afvalstoffen van de groene lijst van bijlage II bij EVOA. Kennisgeving vereist, gelet op de uitspaak van het Europese Hof van Justitie in de zaak van Omni Metal Service. Verontschuldigbare rechtsdwaling na inwinnen informatie bij de Duitse autoriteiten; verdachte niet strafbaar.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/994707-08 Datum uitspraak: 6 juli 2009 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor economische strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland: [verdachte rechtspersoon], gevestigd te: [postcode] (Bondsrepubliek Duitsland), [adres], op de terechtzitting vertegenwoordigd door de bepaald gemachtigde [gemachtigde], als directeur in dienst bij de verdachte rechtspersoon, raadslieden mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo en dr. J. Hagmann, advocaat te Münster (Bondsrepubliek Duitsland). ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2009. TENLASTELEGGING Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Gajadhar heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de overtredingvariant; - veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 11.000,-, waarvan € 5.500,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij in de periode van 29 mei 2007 tot en met 6 juli 2007 te Rotterdam, opzettelijk, een handeling heeft verricht als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de Verordening (EEG) nr 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, immers was hij doende 2 containers waarvan de inhoud bestond uit een mengsel van afvallen namelijk - afvallen van kunststof en plastic van gekraakte computerapparatuur en metaal van koper en aluminium en resten van printplaten en stukken plastic slang en electriciteitssnoer en rubber in elk geval een mengsel van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die niet in een van de Bijlagen II, III en IV van deze verordening zijn opgenomen, over te brengen van Duitsland via Nederland naar Central Hong Kong, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan de betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte rechtspersoon het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. NADERE BEWIJSMOTIVERING De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte rechtspersoon van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake was van een mengsel van afvallen dat niet wordt genoemd op een van de bijlagen II, III en IV bij de Verordening (EEG) nr. 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna te noemen EVOA). Er was immers sprake van een type afval zoals bedoeld onder code GC 020 van de groene lijst van bijlage II van genoemd verdrag. De rechtbank overweegt hieromtrent, mede gelet op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zogenaamde “Omni Metal Service”-zaak (HvJ EG 21 juni 2007, C-259/05) als volgt. Afval dat wordt genoemd onder code GC 020 van de groene lijst van bijlage II bij de verordening omvat elektronische restanten (bijvoorbeeld printplaten, elektronische onderdelen, draad, enz.) en voor terugwinning van basismateriaal en edel metaal geschikte teruggewonnen elektronische onderdelen. Erkend wordt dat de omschrijving van de afvalgroep GC 020 in Duitse tekst (Abfälle aus elektronische Geräten und Bauteilen (…) und wiederverwertete elektronische Bauteilen) op het eerste gezicht ruimer lijkt dan bijvoorbeeld de omschrijving in de Nederlandse tekst (Elektronische resten (…) en teruggewonnen elektronische onderdelen). De verdachte rechtspersoon heeft afgaand op die Duitse tekst gemeend dat in beginsel elk ongevaarlijk afval afkomstig van elektronische apparatuur derhalve valt onder de code GC 020. Zo bevatten de containers complete door de shredder gehaalde computers. Uit het Omni Metal Service arrest volgt echter dat code GC 020 uitsluitend betrekking heeft op elektronische restanten afkomstig uit elektronische apparatuur. Deze code geldt daarentegen niet wanneer er (tevens) sprake is van restanten, welke afkomstig zijn uit elektrische (huishoudelijke) apparaten of montages. Evenmin vallen onder deze code niet elektronische restanten afkomstig uit elektronische apparatuur. Uit de foto’s van de inhoud van de containers, de verklaringen van getuigen in het dossier en de eigen waarneming van de uit de betreffende containers genomen afvalmonsters door de rechtbank ter terechtzitting, blijkt dat het ongesorteerde afval in de containers bestond uit een combinatie van afvalstoffen zoals omschreven in de dagvaarding. Door de verdachte rechtspersoon is aangegeven dat het afval grofweg voor 90% bestond uit kunststoffen en maximaal 10% uit metalen. Bovendien is gebleken dat het in het onderhavige geval niet gaat om afval dat uitsluitend bestaat uit elektronische restanten afkomstig uit elektronische apparatuur. Ter terechtzitting is dit door de vertegenwoordiger van de verdachte rechtspersoon ook erkend. Mogelijk zou een deel van het afval als zijnde elektrisch (montage) afval onder code GC 010 van de groene lijst kunnen vallen, zoals door de verdediging gesteld. In de uitspraak van 21 juni 2007 heeft het Europese Hof echter onder punt 33 overwogen dat de omstandigheid dat een afvalstof is samengesteld uit twee bestanddelen die afzonderlijk genomen afvalstoffen van de groene lijst kunnen vormen, niet automatisch tot gevolg heeft dat een dergelijke samengestelde afvalstof ook tot deze lijst behoort. De rechtbank is van oordeel dat het mengsel van afval in de onderhavige containers gelet op de samenstelling daarvan als zodanig niet valt onder de code GC 020 zoals bedoeld in de groene lijst en evenmin onder enige andere code genoemd in de bijlagen II, III of IV, zodat de overbrenging daarvan niet zonder kennisgeving aan de betrokken autoriteiten mocht plaatsvinden. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben het standpunt ingenomen dat de verdachte rechtspersoon ten aanzien van het bestanddeel opzet vrijgesproken dient te worden. De rechtbank komt tot een andere beoordeling. Aan de verdachte rechtspersoon is een economisch delict ten laste is gelegd. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk begaan van een dergelijk delict niet vereist is dat het opzet van de verdachte rechtspersoon was gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaringen bedoelde wettelijke verplichtingen. Bestaande onduidelijkheid over de kwalificatie van samengesteld afval onder de EVOA-regelgeving voorafgaand aan het Omni Metal Service arrest doet daar niet aan af. Vereist is slechts dat de verdachte rechtspersoon opzet heeft gehad op het exporteren van de twee containers met afvalstoffen. Door de verdachte rechtspersoon, blijkens de verklaring van zijn vertegenwoordiger ter terechtzitting, is niet ontkend dat hij de containers met afvalstoffen willens en wetens via Rotterdam heeft willen uitvoeren naar Hong Kong. De verdachte rechtspersoon heeft het ten laste gelegde daarom opzettelijk begaan. STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, eerste lid (oud) van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE RECHTSPERSOON De raadsvrouw heeft namens de verdachte rechtspersoon een beroep gedaan op dwaling in de vorm van afwezigheid van alle schuld, op grond waarvan de verdachte rechtspersoon dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte rechtspersoon reeds eerder vier tot acht containers met vergelijkbaar afval onder de code GC 020 heeft uitgevoerd vanuit Hamburg naar Hong Kong. Inzake de codering van het afval werd instemming verkregen van de daartoe bevoegde Duitse autoriteiten nadat aan hen de afkomst en samenstelling van het afval was beschreven. Nu zowel het bedrijf waarvan het afval afkomstig was als de in Duitsland bevoegde autoriteit unaniem van mening waren dat het materiaal onder code GC 020 kon worden ingedeeld, leefde de verdachte rechtspersoon in de veronderstelling dat hij geen strafbaar feit pleegde. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De verdachte rechtspersoon heeft in 2007 vanuit Duitsland een aantal qua afval vergelijkbare transporten van elektronische apparaten (mix van kunststoffen en metaal) naar Hong Kong, China verricht en heeft daaraan voorafgaand informatie ingewonnen bij de bevoegde Duitse autoriteiten (Bezierksregierung Münster). Deze transporten liepen via de haven in Hamburg. Uit de door de verdediging overgelegde stukken blijkt dat de Duitse autoriteiten toen kennelijk van oordeel waren dat dergelijke transporten onder de code GC 020 toelaatbaar waren en dat deze transporten daarom niet aan de bevoegde autoriteiten behoefden te worden gemeld volgens de regelgeving van het EVOA-verdrag. In redelijkheid kon van de verdachte rechtspersoon niet worden verwacht dat hij voor het onderhavige transport als extra controle ook de Nederlandse autoriteiten zou raadplegen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat ten tijde van het onderhavige transport ook in Nederland onzekerheid bestond over de vraag hoe je een mengsel van afvalstoffen, waarvan de componenten afzonderlijk op de groene lijst voorkomen, moest beoordelen. De uitspraak in de zogenaamde “Omni Metal Service”-zaak, waarin het Europese Hof van Justitie duidelijkheid heeft gegeven omtrent deze vraag, is immers eerst van 21 juni 2007. Tegen die achtergrond is aannemelijk dat de verdachte rechtspersoon heeft gehandeld in een verontschuldigbare dwaling ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. De rechtbank honoreert derhalve het beroep op afwezigheid van alle schuld en acht de verdachte rechtspersoon daarom niet strafbaar. Hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a onder 1° (oud), 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 26 van de EVOA (oud). BESLISSING De rechtbank: - verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hier¬voor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte rechtspersoon voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte rechtspersoon ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is gewezen door: mr. Klein Wolterink, voorzitter, en mrs. Reinds en Trotman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Lemm, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2009. De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage bij vonnis van [verdachte rechtspersoon]: TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING Aan de verdachte rechtspersoon wordt ten laste gelegd dat: zij in of omstreeks de periode van 29 mei 2007 tot en met 6 juli 2007 te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de Verordening (EEG) nr 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, immers was zij doende 2 containers waarvan de inhoud bestond uit een mengsel van afvallen namelijk - afvallen van kunststof en/of plastic van gekraakte computerapparatuur en/of metaal van koper en/of aluminium en/of resten van printplaten en/of stukken plastic slang en/of electriciteitssnoer en/of rubber in elk geval een mengsel van voor nuttige toepassing bestemde afvalstof(fen) die niet in een van de Bijlage II,III en IV van deze verordening is/zijn opgenomen, over te brengen van Duitsland via Nederland naar (Central) Hong Kong, China terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving en/of toestemming van alle/ de betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening; (artikel 10.60 lid 1 Wet milieubeheer)