Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2599

Datum uitspraak2009-07-15
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805227/1/R2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 8 april 2008, kenmerk 2007-72784, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Obdam (thans: Koggenland, hierna: de raad) bij besluit van 14 november 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Obdam-Hensbroek 2006".


Uitspraak

200805227/1/R2. Datum uitspraak: 15 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 8 april 2008, kenmerk 2007-72784, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Obdam (thans: Koggenland, hierna: de raad) bij besluit van 14 november 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Obdam-Hensbroek 2006". Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 7 augustus 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2009, waar [appellanten], bijgestaan door mr. F.H.K. van Oostveen, werkzaam bij Das rechtsbijstand en het college, vertegenwoordigd door mr. L.E.A.M. Grapperhaus, ambtenaar in dienst van de provincie zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door R. van der Woude, ambtenaar in dienst van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het plan heeft betrekking op de bebouwde kom van de kernen Obdam en Hensbroek en heeft voornamelijk een conserverend karakter. Daarnaast voorziet het plan in een aantal ontwikkelingslocaties, waaronder het bedrijventerrein Hofland II. 2.3. [appellanten], woonachtig aan de [locatie], betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover dit voorziet in de totstandkoming van het bedrijventerrein Hofland II. Zij vrezen verkeersoverlast en schade aan hun woning als gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarnaast vrezen [appellanten] een toename van de reeds bestaande wateroverlast. Hiertoe voeren zij aan dat door een verbreding van het Hofland langs hun woning de problemen met betrekking tot de afwatering zullen toenemen. 2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat reeds op grond van het vorige plan toename van het aantal verkeersbewegingen mogelijk was. Deze toename zal bovendien grotendeels langs de Overweg worden afgewikkeld. Daarnaast brengt het college naar voren dat van gemeentezijde is aangegeven dat de staat van de huizen is vastgelegd, zodat hierop kan worden teruggevallen indien er schade zal ontstaan door vrachtverkeer. Voorts kan het bouwverkeer over de Overweg op een verantwoorde wijze worden afgewikkeld, aldus het college. Ter zitting is namens het college naar voren gebracht dat het Akoestisch adviesbureau Stoop en Partners op 3 juni 2009 een aanvullend akoestisch onderzoek heeft verricht, waaruit blijkt dat op de woning van [appellanten] slechts sprake is van een minimale overschrijding van de geluidsnormen als gevolg van toenemend verkeer. Het college heeft hier ter zitting voorts aan toegevoegd dat een deel van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" binnen de bedrijvenlocatie Hofland II met een inmiddels in rechte onaantastbaar geworden wijzigingsplan is gewijzigd in de bestemming "Woondoeleinden". Het oppervlak aan bedrijventerrein is hiermee afgenomen, waardoor de eventuele verkeersoverlast voor [appellanten] minder zal zijn, aldus het college. Ten aanzien van de door [appellanten] gevreesde wateroverlast stelt het college zich in navolging van de raad op het standpunt dat de afwatering van wegen niet in het bestemmingsplan wordt geregeld. 2.5. De Afdeling stelt voorop dat de door het college eerst ter zitting naar voren gebrachte resultaten van het door het Akoestisch adviesbureau Stoop en Partners uitgevoerde geluidsonderzoek wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing zullen worden gelaten. Evenmin kan rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een deel van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" ter plaatse van het bedrijventerrein Hofland II thans met een rechtens onaantastbaar wijzigingsplan is gewijzigd in de bestemming "Woondoeleinden" nu dit een omstandigheid betreft die dateert van na het bestreden besluit. 2.6. Blijkens de plankaart is aan de gronden van de bedrijvenlocatie Hofland II grotendeels de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" toegekend. Het bedrijventerrein is ongeveer 3 ha groot en wordt ontsloten langs de kruising Dorpsstraat/Overweg en langs de kruising Dorpsstraat/Hofland. De woning van [appellanten] is gelegen aan de kruising Dorpsstraat/Hofland. Ingevolge artikel 5, eerste lid, zijn de gronden op die op de plankaart zijn aangewezen voor "Bedrijfsdoeleinden" onder meer bestemd voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorieën 1 en 2 van de bij het plan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten. 2.7. In het deskundigenbericht staat vermeld dat de Dorpsstraat ter hoogte van de kruising van de Dorpsstraat met de Overweg smaller is dan ter hoogte van de kruising met het Hofland. Een aanpassing van de kruising met de Overweg is op grond van het plan niet mogelijk. Het gebruik van het Hofland als toegangsweg naar het bedrijventerrein ligt meer voor de hand gelet op de fysieke ruimte ter plaatse, aldus het deskundigenbericht. Voorts staat in het deskundigenbericht dat onduidelijk is op welke manier het gemeentebestuur rekening heeft gehouden met de op het bedrijventerrein mogelijk gemaakte ontwikkelingen, nu geen specifiek verkeersonderzoek heeft plaatsgevonden. Gelet hierop wordt in het deskundigenbericht geconcludeerd dat een toename van de verkeersoverlast voor [appellanten] niet valt uit te sluiten. 2.8. Gelet op de planvoorschriften maakt het plan de vestiging van bedrijven met een sterk verkeersaantrekkende werking mogelijk. Anders dan het college ziet de Afdeling niet in dat de verkeersaantrekkende werking van dergelijke bedrijven op één lijn kan worden gesteld met de mogelijkheid dat de voorheen bestaande agrarische activiteiten ten volle werden benut, nog daargelaten dat bij de toetsing van een plan voorop hoort te staan of het plan voorziet in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Evenzeer is voor de Afdeling, gezien hetgeen ter zake is vermeld in het deskundigenbericht, de wijze waarop het Hofland en de Overweg zijn bestemd en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, niet aannemelijk geworden dat het verkeer primair zal worden afgewikkeld langs de Overweg. Gelet op het voorgaande en gezien de zeer korte afstand tussen het bouwvlak van de woning van [appellanten] enerzijds en het voor verkeersdoeleinden aangewezen bestemmingsvlak anderzijds, namelijk 1,5 meter, had het naar het oordeel van de Afdeling in de rede gelegen onderzoek te verrichten naar de gevolgen van het plan voor het verkeer en de mogelijke verkeersoverlast en had het plan niet goedgekeurd mogen worden dan nadat dit onderzoek was verricht. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in zoverre in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid tot stand gekomen. Dit betoog slaagt derhalve. 2.9. Ten aanzien van de vrees van [appellanten] omtrent een toename van de wateroverlast ten gevolge van het plan overweegt de Afdeling als volgt. In het deskundigenbericht staat vermeld dat de woning van [appellanten] lager is gelegen dan het wegdek van het Hofland. In de huidige situatie is het derhalve niet uitgesloten dat zij wateroverlast ondervinden. De door het plan mogelijk gemaakte uitbreiding van het bedrijventerrein en de daarmee gepaard gaande verharding is blijkens de plankaart op ongeveer 200 meter van de woning van [appellanten] gesitueerd. Deze gronden liggen volgens het deskundigenbericht lager dan het perceel van [appellanten]. Gelet hierop wordt in het deskundigenbericht geconcludeerd dat toename van de wateroverlast door het plan niet waarschijnlijk is. De Afdeling ziet in hetgeen [appellanten] op dit punt hebben aangevoerd geen reden om het deskundigenbericht op dit punt niet te volgen. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten gevolge van het plan geen toename van de wateroverlast is te verwachten. De Afdeling merkt hier nog bij op dat namens de raad ter zitting is verklaard dat bij de uitvoering van de verbreding van de Hofland overleg zal worden gevoerd met [appellanten] om eventuele wateroverlast zo veel mogelijk te voorkomen. 2.10. Gelet op hetgeen is overwogen onder 2.8 is de conclusie dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de plandelen met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" ter plaatse van het bedrijventerrein Hofland II, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit, voor zover aangevochten, dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. 2.11. Het college dient op na te vermelden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 8 april 2008, kenmerk 2007-72784, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de plandelen met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" ter plaatse van het bedrijventerrein Hofland II; III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro); het dient door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan. [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander. Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat. w.g. Simons-Vinckx w.g. Matulewicz lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009 45-575.