Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2573

Datum uitspraak2009-07-06
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903089/2/M1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 18 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) aan vergunninghouder, handelend onder de naam Karting Eefde, een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting omvattende een kartingcircuit, een wasplaats, een werkplaats, horeca, een kinderspeelplaats, een kinderquadbaan (ongemotoriseerd), een adventureparcours en een uitkijktoren, gelegen aan de Elzerdijk 44 te Eefde, gemeente Lochem. Dit besluit is op 26 maart 2009 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200903089/2/M1. Datum uitspraak: 6 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: 1. de vereniging Vereniging Tegengas, gevestigd te Deventer, 2. de stichting Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide, gevestigd te Capelle aan den IJssel, 3. de stichting Stichting Gelderse Milieufederatie, gevestigd te Arnhem, verzoeksters, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) aan vergunninghouder, handelend onder de naam Karting Eefde, een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting omvattende een kartingcircuit, een wasplaats, een werkplaats, horeca, een kinderspeelplaats, een kinderquadbaan (ongemotoriseerd), een adventureparcours en een uitkijktoren, gelegen aan de Elzerdijk 44 te Eefde, gemeente Lochem. Dit besluit is op 26 maart 2009 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben onder meer de vereniging Vereniging Tegengas (hierna: Tegengas) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 april 2009, de stichting Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide (hierna: de Stichting Vrienden) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2009, en de stichting Stichting Gelderse Milieufederatie (hierna: Gmf) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, beroep ingesteld. Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld hebben Tegengas, de Stichting Vrienden en Gmf de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 23 juni 2009, waar Tegengas, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen, de Stichting Vrienden, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en Gmf, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Jonge-van Swaay, ing. R.C.H. Jansen, M. de Jonge, ing. L.H. Cairo, allen werkzaam bij de provincie, en ing. N.H.M.P. Geelen, adviseur bij Caubergh-Huygen raadgevende ingenieurs B.V., zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Karting Eefde, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer, [gemachtigden]. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het college heeft ter zitting betoogd dat Tegengas, gelet op zijn feitelijke werkzaamheden, niet is aan te merken als belanghebbende. Volgens het college zijn van Tegengas geen andere activiteiten bekend dan het in rechte procederen en het indienen van handhavingsverzoeken. Tegengas stelt dat zij ook andere activiteiten verricht, zoals het verzorgen van rondleidingen, werkzaamheden ten behoeve van het schoonhouden van de Gorsselse heide en participatie in overleg. 2.2.1. De voorzitter overweegt dat Tegengas blijkens haar statuten als doel heeft de bevordering van rust en stilte rond het gebied van de Gorsselse hei en instandhouding van het woon- en leefklimaat rond de Gorsselse hei. Gelet op deze doelstelling en gelet op hetgeen Tegengas ter zitting naar voren heeft gebracht omtrent haar feitelijke werkzaamheden ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding om Tegengas niet als belanghebbende aan te merken. 2.3. Het college heeft ter zitting betoogd dat met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid is, omdat er geen onomkeerbare situatie ontstaat. 2.3.1. De voorzitter overweegt dat, zoals verzoeksters in beroep naar voren hebben gebracht, van het in werking treden van de vergunning onmiddellijk milieugevolgen voor de omgeving van de inrichting zijn te verwachten. Gelet daarop is het, gezien de belangen die verzoeksters beogen te behartigen, aannemelijk dat deze milieugevolgen het treffen van een voorlopige voorziening in beginsel kunnen rechtvaardigen. 2.4. Tegengas, de Stichting Vrienden en Gmf betogen dat de vergunning ten opzichte van de huidige vergunning zal leiden tot meer geluidbelasting in verband met de uitbreiding van de bedrijfstijden, de uitbreiding van het aantal mogelijke wedstrijddagen van 5 per jaar tot een ongelimiteerd aantal, en het vervallen van de beperkingen die krachtens de voorgaande vergunning waren gesteld aan het aantal, het bronvermogen en de typen van de karts die (tegelijkertijd) van de baan gebruik mogen maken. Zij betogen voorts dat de berekeningen in het bij de aanvraag gevoegde rapport van het akoestisch onderzoek van Royal Haskoning, gedateerd 8 april 2008 (hierna: het akoestisch rapport) niet aantonen dat ook met de thans vergunde bedrijfsvoering kan worden voldaan aan de voor de inrichting geldende geluidzone krachtens de Wet geluidhinder. Volgens verzoeksters zijn de gehanteerde scenario's, op basis van bronvermogen, combinaties van typen karts, en combinaties van wedstrijden en trainingsdagen, niet representatief omdat ze niet zijn geregeld in de vergunning, en de vergunning ook geheel andere typen karts, bronvermogen en combinaties toelaat. Gmf betoogt in dit verband dat onduidelijk is wie zal controleren en handhaven of een situatie binnen de beschikbare geluidruimte past. 2.5. Het college betoogt dat de aanvraag alsmede het akoestisch rapport deel uitmaken van de vergunning, en dat deze voldoende informatie bevatten om te beoordelen of aan de grenswaarden van de zone en de binnen de zone gelegen woningen van derden kan worden voldaan. Het college heeft in verband met handhaving en controle verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening een controlevoorschrift aan de vergunning toe te voegen. Het college heeft hiertoe een tekstvoorstel gedaan. Dit verzoek is op voorstel van de voorzitter ingetrokken. Van de zijde van Karting Eefde is in dit verband, onder verwijzing naar blz. 22 van het akoestisch rapport dat deel uitmaakt van de vergunning, betoogd dat is vastgelegd dat geluidmetingen dienen te worden verricht volgens een nog op te stellen meet- en rekenprotocol, zodat de verplichting tot meten voldoende is gewaarborgd. 2.6. De voorzitter overweegt dat voor de inrichting een zone als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, en dat de geluidbelasting toelaatbaar is zolang deze binnen de voor de zone en de binnen de zone gelegen woningen van derden geldende grenswaarden blijft, ook als de geluidbelasting toeneemt ten opzichte van wat eerder vergund was. De vraag of door de in het akoestisch rapport opgenomen berekeningen voldoende is aangetoond dat de thans vergunde bedrijfsvoering binnen de geldende grenswaarden mogelijk is vergt nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Datzelfde geldt voor de vraag of de verleende vergunning en de daarbij behorende aanvraag met bijlagen voldoende mogelijkheden biedt om te controleren of aan de grenswaarden wordt voldaan en om zo nodig handhavend op te treden. De voorzitter is van oordeel dat de passage in het akoestisch rapport waar Karting Eefde naar verwijst in dit opzicht onvoldoende duidelijkheid biedt om uit het oogpunt van rechtsbescherming de naleving van de toegestane geluidemissie te waarborgen. De voorzitter overweegt voorts dat hij ten onrechte heeft voorgesteld dat het verzoek ter zitting van het college werd ingetrokken, maar dat, los daarvan, ook de beoordeling van de door het college voorgestelde bepaling nader onderzoek vergt waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Het is aan de Afdeling om daar uitspraak over te doen. De voorzitter zal gelet daarop uitspraak doen op grond van een afweging van de bij het bestreden besluit betrokken belangen. In dat verband overweegt de voorzitter dat Karting Eefde op grond van de vigerende vergunning zijn activiteiten kan voortzetten, zij het nog niet met de door hem gewenste flexibiliteit. De voorzitter overweegt voorts dat aannemelijk is dat het gebruik van de bij het bestreden besluit vergunde mogelijkheden tot een toename van de geluidbelasting voor de omgeving leidt. Op grond van deze overwegingen is er naar het oordeel van de voorzitter aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure het bestreden besluit te schorsen. 2.7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.8. Het college dient ten aanzien van Tegengas en de Stichting Vrienden op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van Gmf is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 18 maart 2009, kenmerk MPM14361/2008-009402; II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij de Vereniging Tegengas in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 681,59 (zegge: zeshonderdeenentachtig euro en negenenvijftig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan de Vereniging Tegengas onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 14,59 (zegge: veertien euro en negenenvijftig cent); het dient door het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor de Vereniging Tegengas, € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide en € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor de Stichting Gelderse Milieufederatie vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Sparreboom voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2009 159-539.