
Jurisprudentie
BJ2561
Datum uitspraak2009-07-14
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers800006-08 [P]
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers800006-08 [P]
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte voor medeplegen van het afsteken van vuurwerk aan/in basisschool Den Bongerd te Goirle. Verdachte heeft zelf bij de basisschool geen vuurwerk afgestoken, maar hij heeft het wel gefilmd met zijn camera. Uitgebreide bewijsmotivering ten aanzien van medeplegen. Verdachte wordt wel vrijgesproken van brandstichting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800006-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Visser, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk op tegenspraak behandeld op de zitting van 30 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen met vuurwerk ontploffingen teweeg heeft gebracht en brand heeft veroorzaakt in een bijgebouw van basisschool Den Bongerd, dan wel dat hij openlijk geweld heeft gepleegd tegen dat bijgebouw dan wel dat hij dat heeft vernield;
Feit 2: een verplaatsbare toiletunit heeft beschadigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het teweeg brengen van meerdere ontploffingen aan/in het bijgebouw behorende bij het schoolgebouw De Bongerd (feit 1). Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van de heer [getuige1], de videobeelden en de verklaring van verdachte dat hij de ontploffingen van dichtbij heeft gefilmd. Verdachte heeft onderdeel uitgemaakt van de groep en was duidelijk aanwezig. Ook heeft hij zich niet onttrokken aan de groep en door het filmen heeft hij bijgedragen aan een sfeer van ontremming bij de anderen. Daarnaast is er bij de ontploffingen tape gebruikt die van verdachte afkomstig is.
De officier van justitie acht de brandstichting niet wettig en overtuigend bewezen, omdat het causale verband tussen het afsteken van het vuurwerk en de brand niet te bewijzen is. Daarom dient verdachte van dit onderdeel vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 2 verzoekt zij verdachte vrij te spreken, omdat niet uitgesloten is dat een ander dan verdachte de vernieling gepleegd heeft.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd. Het causaal verband tussen het afsteken van het vuurwerk en de ontstane brand kan niet worden vastgesteld. Bovendien heeft verdachte geen vuurwerk bij de school afgestoken. Verdachte heeft weliswaar deel uitgemaakt van een groep en heeft het gebeurde gefilmd, maar deze omstandigheden zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring van ‘medeplegen’ te komen. Evenmin heeft verdachte het opzet gehad om brand te stichten of om ontploffingen teweeg te brengen dan wel om openlijk geweld tegen het bijgebouw te plegen. Verdachte dient daarom van dit feit vrijgesproken te worden.
Met betrekking tot feit 2 is de verdediging van mening dat op grond van het dossier niet vast staat dat verdachte verantwoordelijk is voor de vernieling van de toiletunit. Op het moment dat verdachte het vuurwerk afstak, zag hij geen schade. Daarom dient hij ook van feit 2 vrijgesproken te worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 31 december 2007 is door brand schade ontstaan aan het bijgebouw behorende bij het schoolgebouw gelegen aan het perceel Frankische Driehoek 2a te Goirle. Op houten planken in het bijgebouw lagen boeken en werkschriften en op de vloer lag projecttapijt . Op 3 januari 2008 meldt medeverdachte [naam medeverdachte] zich bij de politie om een verklaring af te leggen. Hij verklaart dat hij op 31 december 2007 vanaf 10.00 uur samen met verdachte op de Beatrixstraat te Goirle is geweest waar vuurwerk werd afgestoken. Ook zijn ze bij de Haspel geweest en heeft verdachte staan filmen. Later is [naam medeverdachte] thuis nog meer vuurwerk gaan halen en na 12.00 uur samen met medeverdachte [mededader2] naar verdachte gegaan. Zowel [mededader2] als [naam medeverdachte] hadden vuurwerk bij zich. Omstreeks 13.15 uur waren [naam medeverdachte], [mededader2] en verdachte aan de zijkant van de school De Bongerd. [naam medeverdachte] hield een vlinder, grondvuurwerk, tegen de school waarna [mededader2] met zwarte tape de vlinder vast plakte.
Vervolgens stak [naam medeverdachte] de vlinder aan, waarna een knal volgde. Als gevolg van het vuurwerk was een gat in de muur ontstaan. Verdachte heeft dit voorval gefilmd met zijn camera. Vanuit de groep die een stuk verderop stond, klonk gejuich. Medeverdachte [mededader2] bevestigt deze verklaring van [naam medeverdachte]. Ongeveer een minuut later heeft [naam medeverdachte] een ground salute, eveneens grondvuurwerk, in het ontstane gat gelegd. Hij stak dit vuurwerk aan en hoorde weer een knal en ook nu hoorde hij direct gejuich van de groep. [naam medeverdachte], [mededader2] en verdachte liepen samen terug naar het gat en zagen dat het groter was geworden. [mededader2] verklaart dat hij na deze ontploffing zag dat er twee panelen los waren gekomen. Verdachte filmde ook deze ontploffing en de gevolgen daarvan.
Ter zitting zijn deze videobeelden van het gebeurde bij de school vertoond en de rechtbank heeft zelf kunnen zien dat de verklaringen van [naam medeverdachte] en [mededader2] kloppen.
Verdachte zelf verklaart dat de tape die werd gebruikt voor het afsteken van het vuurwerk bij basisschool Den Bongerd van hem is. Daarnaast verklaart hij dat hij beide ontploffingen heeft gefilmd en dat hij met zijn hand in het gat dat na de eerste ontploffing is ontstaan, is geweest om het groter te maken. Ook verklaart verdachte dat hij op 31 december 2007 vuurwerk heeft afgestoken. Tenslotte verklaart hij dat zijn stem op de ter zitting getoonde camerabeelden te horen is en dat hij na het ontstaan van het gat in de muur zegt: ‘we zijn binnen’.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte medeschuldig is aan de ontploffingen. Verdachte heeft daarbij een andere, geringere rol gehad dan [naam medeverdachte] en [mededader2], aangezien hij niet zelf het vuurwerk heeft bevestigd of aangestoken, maar hij was daar wel bij aanwezig en heeft het gefilmd.
Daarbij was hij niet de onafhankelijke verslaglegger (zoals hij zichzelf kennelijk ziet), maar was hij zelf deelnemer aan het gebeuren. In dit verband is ook van belang dat verdachte die dag al langer met de mededaders op pad was en samen met hen eerst elders vuurwerk heeft afgestoken en dit ook heeft gefilmd, dan wel door hen is gefilmd toen hij zelf vuurwerk afstak. Vervolgens zijn zij gezamenlijk naar de school gegaan. Het moet voor verdachte duidelijk zijn geweest dat [naam medeverdachte] en [mededader2], toen zij (met het door hem meegenomen tape) vuurwerk aan het schoolgebouw vastplakten, van plan waren daarmee een ontploffing teweeg te brengen. Verdachte heeft niets ondernomen om het afsteken van het vuurwerk te voorkomen of te stoppen, integendeel, hij is door blijven filmen. Hij heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van wat er gebeurde, ook niet toen hij zag dat dit ernstige schade kon opleveren. Hij heeft het risico dat schade aan en gevaar voor de school zou kunnen ontstaan welbewust op de koop toegenomen. Verdachte is zelfs zowel na de eerste als na de tweede ontploffing naar het gebouw gelopen om het ontstane gat te filmen en hij heeft het ontstane gat in de muur met zijn hand groter gemaakt.
Bovendien heeft verdachte, door het geheel te blijven filmen en daarbij ook te lachen - zoals op de film is te horen - de sfeer van ontremming die bij zijn vrienden heerste versterkt. In die sfeer van ontremming zijn zij overgegaan tot hetgeen ten laste is gelegd.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan hetgeen er bij de school is gebeurd en dat hij daaraan ook een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zodat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, wat verdachte tot medepleger maakt van het teweeg brengen van ontploffingen door vuurwerk.
In het dossier bevindt zich geen bewijs waaruit blijkt dat de ontstane brand het gevolg is van het afsteken van het vuurwerk door de mededaders van verdachte. Gelet op het tijdsverloop tussen het afsteken van het vuurwerk en de eerste waarnemingen van de brand en de vele personen die aanwezig waren op het schoolplein ook na het afsteken van het vuurwerk, valt niet uit te sluiten dat de brand een andere oorzaak had. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken worden.
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van dit feit vrijgesproken dient te worden, omdat uit het procesdossier onvoldoende blijkt dat verdachte degene is geweest die de verplaatsbare toiletunit heeft vernield.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 (primair)
op tijdstipen op 31 december 2007 te Goirle
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
ontploffingen teweeg heeft gebracht aan of in een bijgebouw behorende bij het schoolgebouw (Den
Bongerd) gelegen aan de Frankische Driehoek 2a, immers hebben verdachte
en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk:
-vuurwerk (een vlinder) aangebracht en vastgeplakt op
een muur van dat bijgebouw en
-(vervolgens) dat vuurwerk aangestoken en
-(vervolgens) (grond)vuurwerk (ground salute) in (een gat in) de
muur van dat bijgebouw gelegd en aangestoken,
ten gevolge waarvan ontploffingen (aan/in de wand van dat bijgebouw) hebben plaatsgevonden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bijgebouw en voor de zich in dat bijgebouw bevindende materialen (schriften en/of boeken en projecttapijt) te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 140 uren met aftrek van voorarrest en gelet op de ernst van het feit een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. In het nadeel van verdachte heeft zij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte het verwerpelijke van zijn handelen niet inziet.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Het ontsteken van vuurwerk is een oude traditie op oudejaarsdag en dient ter onderstreping van de feestvreugde bij het inluiden van het nieuwe jaar. Vuurwerk is echter ook gevaarlijk indien het op onzorgvuldige wijze wordt gebruikt, waarvoor ook sinds jaar en dag in landelijke campagnes wordt gewaarschuwd. Mededaders [mededader2] en [naam medeverdachte] hebben het vuurwerk niet alleen onzorgvuldig gebruikt, zij hebben het in ernstige mate misbruikt. Zij hebben vuurwerk aan het bijgebouw vastgeplakt en vervolgens in brand gestoken, waardoor een gat ontstond. Alsof dat niet al ernstig genoeg is, heeft verdachte het ontstane gat in de muur vergroot, waarna [naam medeverdachte] wederom vuurwerk in het ontstane gat heeft gelegd en aangestoken, waardoor schade aan het bijgebouw is ontstaan. Weliswaar kan niet worden bewezen dat de brand in de school is veroorzaakt door verdachten, maar het is zeer wel mogelijk dat door dergelijk misbruik van vuurwerk brand ontstaat. Verdachten hebben zich dan ook erg onverantwoordelijk gedragen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verdachte zelf geen vuurwerk afgestoken, maar hij is wel medeverantwoordelijk, onder meer door het filmen.
De rechtbank rekent verdachte het feit zwaar aan, omdat verdachte niet heeft stilgestaan bij de mogelijk nadelige consequenties voor de leerlingen en de leerkrachten van de basisschool.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de aan verdachte op te leggen straf lager dient te zijn.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de geringere rol van verdachte, aangezien hij zelf geen ontploffingen teweeg heeft gebracht. Daar staat tegenover dat ter zitting bleek dat verdachte geen enkel inzicht heeft in de kwalijkheid van zijn handelen. Voorts blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld, maar wel dat hij in 1999 en 2002 transacties aangeboden heeft gekregen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een werkstraf van 140 uren. De rechtbank zal een deel van deze werkstraf, te weten 40 uren, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren, omdat zij er bepaald niet gerust op is dat verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet. Door deze voorwaardelijke straf heeft de rechtbank de verwachting dat verdachte ervan doordrongen blijft dat een nieuwe misstap ernstige gevolgen voor hem kan hebben.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam en adres] vordert een schadevergoeding van € 820,00 voor feit 2.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 (primair): Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Combee en mr. De Coninck, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juli 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 31 december 2007 te
Goirle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meerdere ontploffing(en) teweeg heeft gebracht en/of brand
heeft gesticht aan en/of in een bijgebouw behorende bij het schoolgebouw (Den
Bongerd) gelegen aan de Frankische Driehoek 2a, immers heeft/hebben verdachte
en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk:
-vuurwerk (een vlinder) aangebracht en/of vastgeplakt op (een gedeelte van)
een wand/muur van dat bijgebouw en/of
-(vervolgens) dat vuurwerk (een vlinder) aangestoken en/of
-(vervolgens) (grond)vuurwerk (ground salute) aan/tegen/in (een gat in) de
wand/muur van dat bijgebouw gelegd/gegooid en/of aangestoken,
tengevolge waarvan dat bijgebouw en/of de zich in dat bijgebouw bevindende materialen (schriften en/of boeken en/of verfkleding en/of projecttapijt)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en/of ten gevolge waarvan een of meerdere ontploffing(en) (aan/op/in de wand
van dat bijgebouw) heeft/hebben plaatsgevonden, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor dat bijgebouw en/of voor de zich in dat bijgebouw bevindende materialen
(schriften en/of boeken en/of verfkleding en/of projecttapijt) en/of voor
belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Goirle met een ander of anderen, op een
voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke
ruimte, te weten het terrein behorende bij de basisschool Den Bongerd,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bijgebouw behorende bij basisschool Den Bongerd, welk geweld bestond uit:
-het aanbrengen en/of vastplakken van vuurwerk (een vlinder) op (een gedeelte
van) een wand/muur van dat bijgebouw en/of
-(vervolgens) het aansteken van dat vuurwerk (een vlinder) en/of
-(vervolgens) het leggen/gooien en/of aansteken van dat (grond)vuurwerk
(ground salute) aan/tegen/in (een gat in) de wand/muur van dat bijgebouw;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Goirle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een
bijgebouw, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
basisschool Den Bongerd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk
een verplaatsbare toiletunit (Dixie) (geplaatst op het bedrijventerrein
Docklands en Droogdokeilanden (voorheen Laarsepad), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Antonis Verhuur VOF, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht