Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2555

Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2062 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening: geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden.


Uitspraak

08/2062 WWB Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker), om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 januari 2008, 06/4067 WWB in het geding tussen: verzoeker en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde (hierna: College) Datum uitspraak: 7 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 januari 2008, 06/4067 WWB. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2009. Verzoeker is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door J.L. Moerland, werkzaam bij de gemeente Zeewolde. II. OVERWEGINGEN 1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 2. In de uitspraak van 15 januari 2008 heeft de Raad het besluit van 21 april 2006 op het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2005, waarbij de aanvraag om bijstand van 27 juli 2005 van verzoeker is afgewezen, vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Op de in die uitspraak aangegeven gronden heeft de Raad voorts geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 april 2006 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen blijven. 3. Verzoeker heeft in zijn verzoek gesteld dat de motivering van de Raad met betrekking tot het in stand houden van de rechtsgevolgen van het besluit van 21 april 2006 op onjuiste aannames is gebaseerd. Hetgeen verzoeker daartoe in zijn verzoekschrift en in zijn nadere brief van 12 mei 2009 met bijlagen naar voren heeft gebracht, ziet op feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak. Van het door verzoeker aangevoerde kan naar het oordeel van de Raad evenwel niet worden gezegd dat deze bij verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en dat, waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN AN7982 is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van nieuwe feiten of nieuwe omstandigheden die voldoen aan de drie in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb gestelde voorwaarden, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. 5. Uit het onder 1 tot en met 4 overwogene volgt dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen. 6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.F. Bandringaen H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2009. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) N.L.E.M. Bynoe. E.L.S.