
Jurisprudentie
BJ2520
Datum uitspraak2009-07-10
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5843 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5843 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Geen eigen onderzoek door verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts van urenbeperking. Vermoeidheidsklachten staan in verband met het post-whiplashsyndroom. Nieuw besluit op bezwaar.
Uitspraak
07/5843 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 4 september 2007, 06/7131 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 10 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.P.W. van Bohemen, advocaat te Alphen aan den Rijn, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 10 mei en 13 mei zijn van de zijde van appellante nog een uitgebreide aanvullend hoger beroepschriften ingezonden, met daarbij rapportages van de arbeidsergotherapeut N. de Jong, werkzaam bij Revalidatie Friesland, die in december 2008 een zogenoemd Functional Capacity Evaluation heeft uitgevoerd, alsmede van de neuroloog dr. J.W. Stenvers gedateerd 8 mei 2009. Hierop is desgevraagd nog door het Uwv, middels een schrijven van de bezwaarverzekeringsarts M. Keus gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar vader J. Glas alsmede door mr. Mollema-De Jong, advocaat te Amersfoort. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.G. Prijor.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 17 oktober 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, met ingang van 18 december 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 20 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit), waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep, met name in de aanvullend hoger beroepschriften, heeft appellante haar grotendeels ook reeds eerder naar voren gebrachte grieven nogmaals uitgebreid verwoord en heeft zij het hiervoor genoemde rapport van de neuroloog dr. Stenvers ingestuurd.
4.1. Op grond van de beschikbare gegevens ziet de Raad het hoger beroep slagen. Hij oordeelt als volgt.
4.2. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding (meer) bestaat voor het aannemen van een urenbeperking. De Raad heeft vastgesteld dat er daartoe, door de verzekeringsarts noch door de bezwaarverzekeringsarts eigen onderzoek is verricht.
4.3. De bezwaarverzekeringsarts Keus heeft zijn oordeel mede gebaseerd op een zijdens appellante in de bezwaarfase overgelegde rapportage van de zenuwarts/neuroloog/psychiater C.J.F. Kemperman uit 2003. Deze rapporteerde dat appellante bij algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek alsmede hulponderzoek geen relevante afwijkingen vertoonde. Kemperman kwam in het kader van de letselschadezaak dan ook tot de slotsom dat er op basis van de zogenoemde AMA-normen in neurologisch opzicht geen sprake was van ziekte of gebrek die het gevolg was van appellantes post-whiplashsyndroom. Verder heeft Keus verwezen naar het door de primaire arts E. Overdijk opgetekende dagverhaal, waarin gedurende de dag geen rustmomenten staan beschreven.
4.4. Zijdens appellante is hier tegenin gebracht dat het rapport van Overdijk op dit punt onjuist is; zij heeft deze weergave terstond na het het uitbrengen van dat rapport bestreden. Verder heeft zij uitgebreide informatie overgelegd uit de behandelende sector, waaruit naar appellantes oordeel blijkt dat er sprake is van een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren gemotiveerde opvatting dat zij als gevolg van ziekte of gebrek niet, althans niet full-time, in staat is de voorgehouden arbeid te verrichten. Deze stelling wordt ondersteund door het voornoemde rapport van Stenvers, die desgevraagd heeft aangegeven dat er voor appellante een urenbeperking van 20 uur per week en 4 uur per dag moet gelden. Anders dan het Uwv brengt de neuroloog de geclaimde vermoeidheidsklachten dus wel in verband met het post-whiplashsyndroom.
4.5. De daarop door de bezwaarverzekeringsarts Keus geformuleerde reactie, alsmede de verwijzing door het Uwv ter zitting daarnaar, heeft de Raad niet overtuigd, mede omdat hierin wederom wordt teruggegrepen op het door de primaire arts opgetekende dagverhaal.
5. De aangevallen uitspraak en, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestreden besluit komen voor vernietiging in aanmerking. De Raad zal bepalen dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in bezwaar, in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.610,- voor verleende rechtsbijstand, en € 21,90 aan reiskosten. Voorts komen de kosten van in hoger beroep ingebrachte rapport van dr. Stenvers, ad € 1.764,19 voor vergoeding in aanmerking.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak van de Raad;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in bezwaar, beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 3.396,09, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 144,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.E. van Rooij.
GdJ