
Jurisprudentie
BJ2510
Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 09/1192 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 09/1192 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vervolg op AWB 08/245 WWB, waarin de rechtbank heeft overwogen dat -nu verweerder ter zitting de grondslag heeft gewijzigd van 54/17 WWB naar 19 WWB (vermogensgrens)- er aanleiding is het beroep gegrond te verklaren en verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te namen. Verweerder is in deze nieuwe procedure niet buiten de grenzen van die uitspraak getreden door het bestreden besluit wederom te baseren op de artikelen 54 en 17 van de WWB. Nu de rechtbank in de eerste uitspraak slechts het standpunt van verweerder heeft weergegeven, heeft verweerder de bevoegdheid behouden het besluit wederom op 54/17 te baseren. Inhoudelijk: vermogen boven de grens. Recht op bijstand kan wel worden vastgesteld, zodat verweerder niet bevoegd was om op grond van artikel 54 van de WWB in te trekken.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1192 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser], eiser en [eiseres], eiseres,
samen aan te duiden als eisers,
beiden wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. F.P.M. van Gerven,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde verweerder].
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 29 mei 2007 de uitkering die eisers ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ontvingen ingetrokken met ingang van 27 augustus 2004.
Bij brief van 31 mei 2007 heeft verweerder eisers meegedeeld dat er geen nieuwe informatie of een andere aanleiding is die zou moeten leiden tot een andere beëindigingsdatum.
Bij besluit van 7 december 2007 heeft verweerder het door eisers tegen het besluit van
29 mei 2007 en de brief van 31 mei 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 26 november 2008 (zaaknr. AWB 08/245 WWB) heeft deze rechtbank eisers beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 december 2007 vernietigd, het bezwaar tegen de brief van 31 mei 2007 niet-ontvankelijk verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op eisers’ bezwaar tegen het besluit van 29 mei 2007.
Ter uitvoering van de uitspraak van 26 november 2008 heeft verweerder eisers bezwaar bij besluit 10 februari 2009 wederom ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2009. Eisers en verweerder zijn verschenen bij voornoemde gemachtigden.
2. Overwegingen
2.1. In de uitspraak van 26 november 2008 heeft deze rechtbank overwogen:
“Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eisers geen recht op bijstand hebben, omdat zij beschikken over een vermogen dat boven de vermogensgrens ligt. Verweerder heeft ter zitting de grondslag van het bestreden besluit gewijzigd, in die zin dat de intrekking is gebaseerd op artikel 34, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB en niet langer op artikel 11 in verbinding met artikel 17 van de WWB.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de grondslag van het bestreden besluit niet langer handhaaft en zich anders dan in het bestreden besluit thans op het standpunt stelt dat het recht op bijstand van eisers nihil bedraagt. Daarom zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).”
2.2. Ter uitvoering van voornoemde uitspraak heeft verweerder eisers’ bezwaar wederom ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij bevoegd was om op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a van de WWB tot intrekking van eisers’ recht op bijstand over te gaan. Hiertoe overweegt verweerder dat eisers de inlichtingenplicht van artikel 17, eerste lid, van de WWB hebben geschonden door geen dan wel onjuiste informatie te geven omtrent hun vermogen, aldus verweerder.
2.3. Eisers hebben in beroep betoogd dat voornoemde uitspraak van de rechtbank gezag van gewijsde heeft gekregen. Nu in die uitspraak wordt overwogen dat verweerder ter zitting de grondslag van het bestreden besluit heeft gewijzigd, heeft verweerder ten onrechte het primaire besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd. Voorts betogen eisers dat artikel 34, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB onvoldoende grondslag voor intrekking biedt.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder – door de intrekking te baseren op artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB in samenhang met artikel 17, eerste lid, van de WWB – niet buiten de grenzen van de uitspraak van 26 november 2008 is getreden. Nu de rechtbank in die uitspraak niet heeft geoordeeld over de grondslag voor intrekking, maar slechts heeft vastgesteld welk standpunt verweerder heeft ingenomen, heeft verweerder de bevoegdheid behouden het bestreden besluit te baseren op de artikelen 54 en 17 van de WWB.
2.5. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verweerder bevoegd was om op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a van de WWB tot intrekking van eisers recht op bijstand over te gaan. Nu verweerder zich op het standpunt stelt dat het vermogen van eisers boven de grens van het vrij te laten vermogen ligt, volgt de rechtbank verweerder niet in zijn standpunt dat het recht op bijstand van eisers niet kan worden vastgesteld. Gelet hierop was verweerder niet bevoegd om op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a van de WWB tot intrekking over te gaan.
2.6. Het beroep is gegrond.
2.7. Nu verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, kan de rechtbank niet beoordelen of en zo ja in hoeverre eisers schade hebben geleden. Het verzoek van eisers tot veroordeling van verweerder in de door hen geleden schade zal worden afgewezen.
2.7.1. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 41,- aan hen te vergoeden. De rechtbank ziet voorts aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb en verweerder in de proceskosten van eisers te veroordelen, welke kosten onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair worden begroot op een bedrag van € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x factor 1 x € 322,-).
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op de bezwaren van eisers met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan eisers het door hen betaalde griffierecht van
€ 41,- (zegge: eenenveertig euro) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,- (zegge: zeshonderdenvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Baijens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: C
SB