Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2491

Datum uitspraak2009-07-14
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers925377-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Blauwtongzaak Het verweer van de raadsvrouw dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging wegens willekeur althans rechtsongelijkheid, is verworpen. De verdachte is veehandelaar en heeft tijdens de blauwtongcrisis op twee verschillende momenten een rund vervoerd vanuit een 20-kilometergebied naar bedrijf in een beperkingsgebied, zonder dat de runderen waren getest op blauwtong. De economische politierechter heeft rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en de verdachte een lagere voorwaardelijke geldboete opgelegd dan door de officier van justitie.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Economische politierechter Parketnummer: 925377-07 Uitspraak d.d.: 14 juli 2009 Tegenspraak/ onip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats op 1961], wonende te [adres en plaats]. Raadsvrouw: mr. W.E. van Veldhuizen te Apeldoorn 1. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 oktober 2007, 9 februari 2009 en 30 juni 2009. 2. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 9 februari 2007 en/of 12 februari 2007, te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, (telkens) een rund, zijnde een herkauwer, met (respectievelijk) de identificatiecode [code 1] en [code 2], heeft vervoerd vanuit het 20-kilometergebied als bedoeld in de bijlage I van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006; art 3 lid 1 Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie Met een toelichting als vermeld in haar ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie en in het proces-verbaal van het ter terechtzitting verhandelde is namens verdachte door zijn raadsvrouw het verweer gevoerd, dat de door de AID gehanteerde handhaving - en in het verlengde daarvan het optreden van het openbaar ministerie - wordt gekenmerkt door willekeur, althans rechtsongelijkheid bij de behandeling van diverse verdachten. De officier van justitie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de handhaving volstrekt niet willekeurig is gedaan. Er is direct na het ontstaan van de crisis een werkinstructie en een handhavingsrichtlijn opgesteld, maar deze waren nog niet bij de beoordelaars bekend. Bovendien zijn deze gedurende de crisis volledig ontwikkeld en uitgewerkt. Door de dreigende crisis is de communicatie met betrekking tot de regelgeving niet altijd goed verlopen. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot zijn ontvankelijkheid in de vervolging. Oordeel van de economische politierechter. De blauwtongziekte is eind juli, begin augustus 2006 uitgebroken. Het bleek te gaan om een type dat tot dan toe niet was voorgekomen in Nederland. Aangezien er in eerste instantie onduidelijkheid was over de ernst van de ziekte, de besmettelijkheid, de ernst en omvang van de uitbraak en de gevolgen daarvan, werden de richtlijnen en de maatregelen om verdere verspreiding te voorkomen op grond van nadere inzichten telkens bijgesteld. Gelet op de verklaring, afgelegd bij de rechter commissaris, van de getuige-deskundige T.J.M. de Klein is door de AID gestreefd naar een uniform en eenduidig controle- en handhavingsbeleid, in deze voor haar bijzondere hectische tijd. Gelet op de voorbeelden die door de raadsvrouwe zijn aangedragen kan worden gezegd dat in de beginperiode van de uitbraak van de ziekte problemen zijn ontstaan bij de handhaving van de ingestelde regels. In het begin is niet steeds op een consistente wijze omgegaan met het reageren op geconstateerde overtredingen van het vervoersverbod door het geven van waarschuwingen, danwel het opleggen van – bij de aard van de overtreding passende - sancties. Tegen de achtergrond van de destijds bestaande onzekerheid omtrent de ziekte blauwtong en de snel wijzigende regelgeving daaromtrent, is dit naar het oordeel van de economische politierechter niet op zodanig inconsistente wijze geschied, dat de officier van justitie om die reden in de onderhavige zaak het recht op vervolging niet zou toekomen. De economische politierechter is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging. 4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1 Standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Standpunt van de verdachte, de verdediging De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de runderen in de knuttenvrije periode zijn verplaatst, dus in de blauwtongvrije periode. In die knuttenvrije periode vertoonden de runderen niet de klinische verschijnselen van blauwtong. De runderen zijn naderhand getest. De runderen bleken geen drager te zijn geweest van het blauwtongvirus op het moment van vervoer. Beoordeling door de economische politierechter Uit informatie uit het I&R-systeem is gebleken dat er op 9 februari 2007 en op 12 februari 2007 vanuit Klarenbeek, gelegen in het 20-kilometergebied, telkens één rund is afgevoerd naar een bedrijf te Zwolle, gelegen in een beperkingsgebied. Voorafgaande aan het vervoer is er geen uitslag van een zogenaamde PCR Test Bluetongue van de runderen door de AID ontvangen. Dit betroffen de runderen met de identificatiecodes [code 1] en [code 2]. Verdachte heeft zowel ter zitting2 als tegenover de AID verklaard3 dat hij de runderen vervoerd heeft en dat hij er niet aan heeft gedacht om bloed te laten tappen. Hij wist van de regelgeving. Hij woont aan de grens van het 20-kilometergebied, hetgeen het voor hem erg lastig maakt om binnen dat gebied te blijven. De economische politierechter is van oordeel dat verdachte in die toen hem bekende en onzekere situatie extra voorzichtig had dienen te zijn. Verdachte wist van de vervoersbeperkingen, maar heeft het testen van de runderen achterwege gelaten, ondanks dat hij aan de grens van het gebied woonde en dat hij wist dat het lastig was om binnen dat gebied te blijven. De stelling van de raadsvrouw dat de runderen in de knuttenvrije periode zijn vervoerd treft geen doel, aangezien de richtlijnen en de maatregelen met betrekking tot vervoer op dat moment onverkort van toepassing waren. 5. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 9 februari 2007 en 12 februari 2007, te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, opzettelijk, telkens een rund, zijnde een herkauwer, met respectievelijk de identificatiecode [code 1] en [code 2], heeft vervoerd vanuit het 20-kilometergebied als bedoeld in de bijlage I van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. 6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. 7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, tweemaal gepleegd. 8. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. 9. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte twee maal het vervoersverbod met betrekking tot de blauwtongcrisis heeft overtreden. Gelet op het tijdsverloop en het huidige inzicht met betrekking tot de besmettelijkheid van blauwtong acht hij deze eis passender dan de aanvankelijk geëiste geldboete van € 1.900,--. De raadsvrouw heeft bepleit tot het opleggen van een zeer geringe geldboete, gelet op een aan een andere verdachte opgelegde lage transactie, alsmede gelet op het tijdsverloop in deze zaak. Het oordeel van de economische politierechter Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Eind juli begin augustus 2006 is de blauwtongziekte in Nederland uitgebroken. Het was een type dat tot dan toe niet was voorgekomen in Nederland. In deze onzekere situatie zijn er richtlijnen opgesteld en maatregelen getroffen om verdere verspreiding te voorkomen. Nadien is gebleken dat er een onjuiste voorstelling was van de wijze waarop de ziekte zich gedroeg en hoe deze werd overgedragen. Achteraf bezien moet het stelsel van getroffen maatregelen als minder adequaat worden beoordeeld. Dat doet er echter niet aan af dat er met de kennis van dat moment regels zijn uitgevaardigd met het oogmerk om de verspreiding van de dierziekte te voorkomen of tegen te gaan. Van betrokkene, die ook als veehandelaar in de landbouwsector werkzaam is, mocht op dat moment dan ook verwacht worden dat hij zich zou houden aan de uitgevaardigde regels, waaronder het onderhavige vervoersverbod. Verdachtes bedrijf is bovendien gevestigd op korte afstand van het toenmalige grensgebied met betrekking tot de blauwtongcrisis. Hij heeft verklaard dat dit voor hem erg lastig maakte om binnen het gebied te blijven. De economische politierechter is van oordeel dat in een situatie als hier aan de orde is geweest, met name het aspect van het naleven van regels en normhandhaving in een voor iedereen onzekere situatie, het opleggen van een straf rechtvaardigt. Verdachte is als veehandelaar een spil in het vervoer van runderen. Hij had zich daarom extra bewust moeten zijn van de risico’s die het vervoer met zich kon brengen, zoals die risico’s op dat moment bekend waren. Verdachte had zich op de hoogte moeten stellen van de door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangegeven grenzen van gebieden waarbinnen vervoer van runderen al dan niet was toegestaan. Dat hij zich van die plicht bewust was heeft verdachte onvoldoende laten blijken door op twee verschillende momenten een rund te vervoeren als hem ten laste is gelegd. Anderzijds houdt de economische politierechter rekening met het tijdsverloop in deze zaak. De rechter-commissaris heeft naar aanleiding van een gehouden getuigenverhoor nadere informatie opgevraagd bij de officier van justitie. Ondanks de nodige rappelbrieven heeft het lang geduurd voordat de rechter-commissaris de informatie heeft ontvangen. Op een verzoek om de verstrekte informatie nog verder te onderbouwen heeft de officier van justitie tot het moment van de zitting niet meer gereageerd. Gelet hierop zal de economische politierechter, hoewel hij de eis van de officier van justitie voor dit feit op zich passend vindt, de op te leggen geldboete op een lager bedrag vaststellen. 10. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht; - 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten; - 30 van de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren; - 3, 4 en 10 van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. Beslissing De economische politierechter: * verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan; * verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; * verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, tweemaal gepleegd. * verklaart verdachte strafbaar; * veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 400,-- (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis. Bepaalt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2009. Voetnoten: 1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 41287, gesloten en ondertekend 30 maart 2007. 2 Proces-verbaal van de terechtzititng van 15 oktober 2007 3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen op pag. 3 van het proces-verbaal