Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2476

Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4149 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wijziging hoogte toeslag op AOW-pensioen .De Raad: Voor het antwoord op de vraag of het inkomen van de partner geheel of gedeeltelijk op de AOW-toeslag in mindering moet worden gebracht is van belang of het inkomen uit arbeid, dan wel in verband met arbeid betreft. Zoals de Raad reeds eerder heeft geoordeeld, zie de uitspraak 2 mei 2001 (LJN AB1783), moet een Overbruggingsuitkering, zoals hier in geding, aangemerkt worden als inkomen in verband met arbeid. In het door appellant aangevoerde ziet de Raad geen aanleiding tot een ander oordeel te komen.


Uitspraak

08/4149 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], Duitsland (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2008, 07/938 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 9 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Bos. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 14 december 2006 heeft de Svb appellant medegedeeld dat de hoogte van de toeslag op zijn AOW-pensioen per augustus 2007 wordt gewijzigd, omdat zijn partner inkomsten in verband met arbeid, namelijk een Overbruggingsuitkering, zal gaan ontvangen. In bezwaar stelt appellant dat sprake is van sociaal onrecht, nu zijn vrouw jaren werkzaam is geweest en premies heeft betaald en haar inkomen na het einde van deze werkzaamheden in het geheel wordt gekort op de AOW-toeslag. Het bezwaar van appellant is, bij besluit van 30 januari 2007 (hierna: bestreden besluit), ongegrond verklaard. 2. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat, gezien de dwingendrechtelijke bepalingen, het inkomen van de partner van appellant terecht op AOW-toeslag in mindering is gebracht. 3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb op juiste gronden en op juiste wijze het inkomen van de partner van appellant in mindering heeft gebracht op de AOW-toeslag. Voor het antwoord op de vraag of het inkomen van de partner geheel of gedeeltelijk op de AOW-toeslag in mindering moet worden gebracht is van belang of het inkomen uit arbeid, dan wel in verband met arbeid betreft. Zoals de Raad reeds eerder heeft geoordeeld, zie de uitspraak 2 mei 2001 (LJN AB1783), moet een Overbruggingsuitkering, zoals hier in geding, aangemerkt worden als inkomen in verband met arbeid. In het door appellant aangevoerde ziet de Raad geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. 5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten en dat de aangevallen uitspraak dus voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009. (get.) H.J. Simon. (get.) M. Pijper. RB