
Jurisprudentie
BJ2472
Datum uitspraak2009-07-10
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1835 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1835 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking (volledige) WAZ-uitkering: minder dan 25% arbeidsongeschikt. De Raad: de belastbaarheid van appellant is volgens, de door de rechtbank ingeschakelde, deskundige juist weergegeven. Appellant heeft appellant in beroep noch in hoger beroep medische informatie overgelegd.
Uitspraak
08/1835 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle – Lelystad van 23 februari 2008, 06/1975 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV).
Datum uitspraak: 10 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.J.A. van Dijk, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2009. Appellant is, met bericht van afwezigheid, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Liesting.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 18 april 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 19 juni 2006 ingetrokken, onder overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 25% was.
1.2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Nadat de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige hadden gerapporteerd, heeft het UWV bij besluit van 25 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit) het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft aanleiding gezien om appellant door neuroloog R.J.O. van der Ploeg, als deskundige, te laten onderzoeken. Zijn bevindingen zijn neergelegd in het rapport van 12 oktober 2007. Vervolgens heeft de rechtbank het beroep bij aangevallen uitspraak ongegrond verklaard en daarin zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. In hoger beroep zijn de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald. Volgens appellant is op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) in onvoldoende mate rekening gehouden met zijn rugklachten. Hierdoor is hij onder andere niet in staat voor 40 uur per week passende arbeid te verrichten. Doordat de belastbaarheid van appellant onjuist is weergegeven zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, te weten medewerker onderhoudsplanning (SBC-code 315120), centralist storingsdienst (SBC-code 515201) en fiscaal controleur/parkeerwachter (SBC-code 342022), niet passend.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. In beroep is door de rechtbank een deskundige ingeschakeld. In zijn rapport van 12 oktober 2007 concludeert de deskundige, nadat hij appellant op 18 juni 2007 heeft onderzocht en informatie uit de behandelend sector heeft verkregen, dat de belastbaarheid van appellant, zoals deze op de FML is vertaald, juist is weergegeven.
4.3. In vaste jurisprudentie van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. De Raad is van oordeel dat in dit geval geen aanleiding bestaat om van dat uitgangspunt af te wijken. De Raad acht het door Van der Ploeg verrichte onderzoek voldoende zorgvuldig. Daarnaast heeft appellant in beroep noch in hoger beroep medische informatie overgelegd. Zodoende heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de deskundige. De enkele stelling van appellant dat de beperkingen niet goed zijn vastgesteld, vormt voor de Raad onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de beperkingen van appellant zijn onderschat.
4.4. Uitgaande van de juistheid van de FML is de Raad niet gebleken dat appellant de hem voorgehouden functies niet kan vervullen.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.E. van Rooij.
KR