
Jurisprudentie
BJ2469
Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers390236/ CV EXPL 08-8051
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers390236/ CV EXPL 08-8051
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Schending zorgplicht notaris. Door aan de verkoper een bedrag van € 4.500,00 uit het depot uit te keren, zonder voorafgaand bij eiser te hebben geverifieerd of hij daartoe opdracht had gegeven, heeft de notaris de op haar rustende zorgplicht geschonden, zodat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de depotovereenkomst met eiser. De notaris is derhalve ingevolge artikel 6:74 BW schadeplichtig jegens eiser.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 390236/ CV EXPL 08-8051
datum uitspraak: 8 juli 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser in de hoofdzaak
verweerder in het incident
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr J.K. Over (SRK Rechtsbijstand)
tegen
Notaris mr. [XXX]
te [woonplaats]
gedaagde in de hoofdzaak
eiseres in het incident
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. K. Beishuizen
In de hoofdzaak en in het incident
De procedure
[eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard op 23 juni 2008. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en in het incident geconcludeerd tot oproeping in vrijwaring van [YYY]. [eiser] heeft geconcludeerd voor repliek in de hoofdzaak en voor antwoord in het incident.
Bij vonnis in het incident van 22 oktober 2008 heeft de kantonrechter [gedaagde] toestemming gegeven tot oproeping in vrijwaring van [YYY]. [gedaagde] heeft afgezien van oproeping in vrijwaring van [YYY] en geconcludeerd voor dupliek in de hoofdzaak.
De verdere beoordeling van het geschil
In de hoofdzaak
1. De kantonrechter volhardt bij hetgeen in het tussenvonnis van 22 oktober 2008 is overwogen en beslist.
2. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] jegens [eiser] schadeplichtig is omdat zij met voorbijgaan aan de door [eiser] en [YYY] ondertekende verklaring van 14 januari 2008, waarin sprake is van 4 overblijvende gebreken, aan [YYY] een bedrag van € 4.500,00 uit het depot heeft uitgekeerd, op basis van één overblijvend gebrek, het gebrek aan de vloerverwarming.
3. Als reactie op het verweer van [gedaagde] heeft [eiser] bij conclusie van repliek uitdrukkelijk betwist, dat hij zich akkoord heeft verklaard met nog maar één overblijvend gebrek uit de lijst van tien. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
4. [gedaagde] heeft [eiser], vóór- noch nadat hij haar per e-mail de verklaring van 14 januari 2008 had toegezonden, erop gewezen dat uitkering uit het depot niet kan plaatsvinden op basis van een e-mailbericht. Als zij dat had gedaan, zo stelt [eiser], dan zou hij de verklaring persoonlijk naar het kantoor van [gedaagde] hebben gebracht.
De verklaring waar [gedaagde] zich op beroept, is de lijst met 10 gebreken, die door [eiser] en [YYY] op 11 januari 2008 ten tijde van de totstandkoming van de depotovereenkomst is opgesteld en die aan de depotovereenkomst is gehecht. Op 19 januari 2008 is de echtgenoot van een medewerkster van het kantoor van [gedaagde] met die lijst bij de woning van [eiser] langs geweest en heeft [eiser] verzocht de lijst nogmaals te ondertekenen. Daarbij is niet aan [eiser] kenbaar gemaakt dat hij door dit te doen bevestigde dat slechts sprake was van één overblijvend gebrek. [eiser] ging ervan uit dat zijn handtekening slechts diende ter afwikkeling van de depotovereenkomst, aldus nog steeds [eiser].
5. [gedaagde] heeft de stellingen van [eiser], zoals hiervoor vermeld, bij conclusie van dupliek onweersproken gelaten. Daarmee zijn die stellingen als onbetwist tussen partijen komen vast te staan. Het dient er derhalve voor gehouden te worden, dat [gedaagde] [eiser] er niet van op de hoogte heeft gesteld dat uitkering van het depot niet kon plaatsvinden op basis van een e-mailbericht en [eiser] er evenmin op heeft gewezen dat hij zich door plaatsing van zijn handtekening op de lijst van gebreken, akkoord verklaarde met uitbetaling van het depot minus het bedrag voor één overgebleven gebrek, te weten aan de vloerverwarming.
6. Gelet op de positie van notarissen in het maatschappelijk verkeer en op het vertrouwen dat zij als zodanig genieten, rust op hen een zwaarwegende zorgplicht tegenover degene die aan hen gelden toevertrouwt met de opdracht deze door te betalen indien aan zekere voorwaarden is voldaan. Deze zorgplicht brengt onder meer mee dat een notaris, voor zover zulks redelijkerwijs mogelijk is en van die notaris kan worden gevergd, nadere informatie inwint bij degene die hem aldus gelden heeft toevertrouwd, als over de inhoud of strekking van de opdracht redelijkerwijs twijfel kan bestaan. Indien een notaris in een dergelijk geval desondanks op basis van een eigen interpretatie van de betalingsconstructie zonder het inwinnen van nadere informatie bij zijn opdrachtgever tot uitbetaling overgaat, terwijl het inwinnen van informatie wel mogelijk was geweest, moet hij de nadelige gevolgen van zijn handelwijze jegens de opdrachtgever dragen indien die interpretatie, hoewel deze op zichzelf mogelijk is, achteraf onjuist blijkt te zijn. Dit is slechts anders indien in de gegeven omstandigheden omtrent de inhoud en de strekking van de opdracht redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan (vgl. HR 20 december 2002, LJN AF0198).
7. [gedaagde] had, het voorgaande in aanmerking nemende, er niet zonder meer van mogen uitgaan dat [eiser], met het plaatsen van zijn handtekening op de lijst met gebreken, opdracht heeft gegeven tot uitkering aan [YYY] van een bedrag van € 4.500,00. Daarbij is van belang, dat op deze lijst slechts een aantal gebreken staat, zonder dat daarbij vermeld is welke gebreken zijn verholpen. Uit de lijst kan dus ook niet worden opgemaakt dat alleen de vloerverwarming nog niet in orde is.
Het door [gedaagde] bij conclusie van dupliek gevoerde verweer dat “een aantal van de vermelde punten eenvoudig was op te lossen, zodat het in de rede lag dat voor deze punten tussen partijen alsnog een oplossing was bereikt”, kan geen doel treffen. Gelet op de door [eiser] aan [gedaagde] toegezonden verklaring van 14 januari 2008, had [gedaagde] immers gerede twijfel kunnen en moeten hebben over de strekking van de handtekening van [eiser] op de lijst van gebreken. Het had daarom op de weg van [gedaagde] gelegen om, alvorens tot betaling aan [YYY] van het bedrag van € 4.500,00 over te gaan, als redelijk handelend en redelijk deskundige notaris bij [eiser] te informeren of hij zich met de plaatsing van zijn handtekening op de lijst van gebreken daadwerkelijk akkoord verklaarde met betaling op basis van één overblijvend gebrek. Dit klemt te meer, nu op een door [gedaagde] in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [YYY], waarin deze aangeeft dat “alles is gedaan behalve de vloerverwarming” de handtekening van [eiser] ontbreekt.
8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] onzorgvuldig jegens [eiser] heeft gehandeld, door aan [YYY] een bedrag van € 4.500,00 uit het depot uit te keren, zonder voorafgaand bij [eiser] te hebben geverifieerd of hij daartoe opdracht had gegeven. [gedaagde] heeft daarmee de op haar rustende zorgplicht geschonden, zodat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de depotovereenkomst met [eiser]. [gedaagde] is derhalve ingevolge artikel 6:74 BW schadeplichtig jegens [eiser].
9. Ten slotte wordt nog het volgende overwogen. [gedaagde] voert bij conclusie van dupliek aan dat van schadeplichtigheid reeds geen sprake kan zijn, omdat gesteld noch gebleken is dat [YYY] geen verhaal biedt voor de door [eiser] gestelde schade. Daarom, zo luidt het betoog van [gedaagde], is niet komen vast te staan dat haar handelwijze tot nadelige gevolgen voor [eiser] heeft geleid.
Anders dan [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat de mogelijkheden van verhaal op [YYY] van de door [eiser] geleden schade, buiten bespreking dienen te blijven. [eiser] heeft [gedaagde] in rechte betrokken en aan zijn vordering de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de depotovereenkomst ten grondslag gelegd. Zijn vordering slaagt, nu de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in rechte is komen vast te staan. Het is aan [gedaagde] om desgewenst te trachten de schade op haar beurt op [YYY] te verhalen.
10. De vordering zal op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en beslist worden toegewezen. [gedaagde] zal derhalve worden veroordeeld tot betaling van € 1.500,00 ter zake van drie van de vier overgebleven gebreken, zoals vermeld in de door [YYY] en [eiser] ondertekende verklaring van 14 januari 2008, vermeerderd met de wettelijke rente.
11. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
In het incident
Nu [gedaagde] heeft afgezien van oproeping in vrijwaring van [YYY], zal zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het incident.
De beslissing
De kantonrechter:
In de hoofdzaak
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 maart 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 85,44
vastrecht € 201,00
salaris gemachtigde € 300,00,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
In het incident
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.