
Jurisprudentie
BJ2453
Datum uitspraak2009-07-15
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580110-09
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580110-09
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte is veroordeeld voor handel in en het voorhanden hebben van cocaine samen met zijn partner (LJN BJ2456) tot een gevangenissstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Mede gelet op zijn rol ten aanzien van het bewezenverklaarde en zijn justitiele documentatie.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580110-09
Uitspraak d.d.: 15 juli 2009
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaat op 1977],
wonende te [adres en plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Almere.
Raadsman: mr. P. Buikes, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2009.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ontnemingsvordering
Ter terechtzitting van 25 februari 2009 heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2009 in (de gemeente) Apeldoorn tezamen en in
vereniging, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 876,26
gram speed, althans een hoeveelheid speed, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 maart 2009 in
(de gemeente) Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt aan [getuige A] en/of [getuige B] en/of
[getuige C] en/of [getuige D] en/of aan een of meer anderen en/of meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid speed, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid
cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de onder 2 ten laste gelegde handel in cocaïne.
B. Standpunt van de verdachte
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde handel in cocaïne heeft hij vrijspraak bepleit.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
- het proces-verbaal van aantreffen goederen woning2
- het proces-verbaal van de Narcotic Identification Test;3
- de verklaring van [medeverdachte B];4
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2009.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
- - het verhoor van [getuige A];5
- - het verhoor van [getuige B];6
- - het verhoor van [getuige D];7
- - het verhoor van [getuige C];8
- - de uitgewerkte tapgesprekken;9
- - de verklaring van [medeverdachte B];10
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2009.
Voor zover de raadsman ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft bepleit dat de te bewezen verklaarde periode korter is dan de ten laste gelegde periode, is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van [getuige B], [getuige D] en [getuige C] blijkt dat zij tenminste vanaf 1 januari 2008 bij verdachte speed hebben gekocht. Derhalve kan het verweer van de raadsman niet slagen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 17 maart 2009 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig heeft gehad 876,26 gram speed, zijnde een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij in de periode van 1 januari tot en met 16 maart 2009 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt aan [getuige A] en/of [getuige B] en/of [getuige C] en/of [getuige D] en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid speed, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest geëist.
2. De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder een transactie heeft voldaan terzake een overtreding van de Opiumwet.
5. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Tactus verslavingszorg (d.d. 14 mei 2009), waaruit blijkt dat verdachte om de kans op recidive te verkleinen naast praktische begeleiding op financieel vlak opnieuw psychiatrische behandeling moet krijgen. Deze behandeling en begeleiding kan hij ambulant krijgen bij de forensisch psychiatrische polikliniek van Kairos of Tactus. Derhalve adviseert de reclassering een verplicht reclasseringscontact bij de afdeling verslavingsreclassering van Tactus verslavingszorg op te leggen als bijzondere voorwaarde.
6. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in speed. Speed is voor de gezondheid van gebruikers daarvan een zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. De handel in harddrugs dient krachtig te worden bestreden.
7. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Voorts acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf passend om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het onder 5 weergegevene zal de rechtbank eveneens de bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering dient te houden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Tactus of Kairos, of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan aanwijzingen die door of namens de leiding van de reclassering zullen worden gegeven.
geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Kleinrensink en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2009.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Voetnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0620/386407, gedateerd 19 maart 2009.
2 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (d.d. 17 maart 2009).
3 Proces-verbaal van de narcotic identification test (d.d. 1 december 2008).
4 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte B] (ongenummerd).
5 Proces-verbaal van verhoor van [getuige A] (ongenummerd).
6 Proces-verbaal van verhoor van [getuige B] (ongenummerd).
7 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (ongenummerd).
8 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (ongenummerd).
9 Bijlagen bij proces-verbaal van verhoor van verdachte en medeverdachte (ongenummerd).
10 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte B] (ongenummerd).