Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2449

Datum uitspraak2009-05-06
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers397257/ CV EXPL 08-11012
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Vliegreis later uitgevoerd. Eiseres vordert van gedaagde (Lufthansa) ingevolge de EG Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten, betaling van € 250,00 als compensatie in verband met de annulering van de vlucht van de passagier van Munchen naar Schiphol. Gedaagde heeft onder andere als verweer gevoerd dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien het Luftfahrt Bundesamt eerst moet toetsen of het technisch mankement in kwestie een buitengewone omstandigheid is. De kantonrechter oordeelt dat het aan de rechter is om te beoordelen of er sprake is van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening, en verwerpt het verweer. Het beroep van gedaagde op buitengewone omstandigheden wordt verworpen, gelet op het arrest van 22 december 2008 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen waarin is geoordeeld dat een technisch mankement bij een luchtvaartuig dat annulering van een vlucht tot gevolg heeft, niet valt onder het begrip "buitengewone omstandigheden" in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening, tenzij dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of hun oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en waarop deze geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 397257/ CV EXPL 08-11012 datum uitspraak: 6 mei 2009 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUCLAIM B.V. te Brummen eisende partij hierna te noemen EUclaim gemachtigde Wiggers van Meggelen Gerechtsdeurwaarders & Incasso tegen de vennootschap naar Duits recht DEUTSCHE LUFTHANSA AG te Keulen, Duitsland, kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer gedaagde partij hierna te noemen Lufthansa gemachtigde mr. E.C. Douma De procedure EUclaim heeft Lufthansa gedagvaard op 2 september 2008 en op 5 september 2008 een herstelexploot uitgebracht. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft EUclaim schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Lufthansa nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. De feiten 1. [XXX] (hierna: de passagier) heeft een overeenkomst tot personenvervoer door de lucht gesloten met Lufthansa. Op basis van deze overeenkomst zou Lufthansa de passagier tegen betaling op 20 maart 2007 om 14.55 uur lokale tijd per vliegtuig van Franz Josef Strauss Airport, Munchen naar Schiphol, Amsterdam vervoeren. De afstand van deze vlucht is 665 km. 2. Lufthansa heeft de vlucht van de passagier geannuleerd in verband met een technisch defect betreffende één van de motoren. 3. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht van Munchen naar Amsterdam van 20 maart 2007 met vertrektijd 19.55 uur. 4. De passagier is ongeveer 5 uur en 20 minuten later dan de oorspronkelijk geplande tijd in Amsterdam geland. 5. De passagier heeft de aanspraak jegens Lufthansa bij onderhandse akte overgedragen aan EUclaim. EUclaim heeft hiervan op 1 augustus 2008 een mededeling aan Lufthansa verstuurd. De vordering EUclaim vordert (samengevat) veroordeling van Lufthansa tot betaling van € 294,03. EUclaim stelt daartoe het volgende. De passagier heeft haar aanspraken jegens Lufthansa bij onderhandse akte van 31 juli 2008 overgedragen aan EUclaim. De mededeling van cessie is op 1 augustus 2008 aan Lufthansa verstuurd. Op de tussen de passagier en Lufthansa gesloten overeenkomst is de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 295/91 (PbEG 2004, L 46/1) (hierna: de verordening) van toepassing. Op grond van artikel 5 van de verordening dient Lufthansa de passagier conform artikel 7 van de verordening te compenseren. Nu de afstand van de vlucht 665 km is en de nieuwe aankomsttijd 5 uur en 20 minuten later lag ten opzichte van de oorspronkelijke aankomsttijd, dient de compensatie € 250,00 te bedragen. De passagiers zijn niet schriftelijk geïnformeerd door Lufthansa. Lufthansa was hier wel toe gehouden, op basis van artikel 14 lid 2 van de verordening. Daarmee heeft Lufthansa ook haar zorgplicht jegens de passagiers geschonden. EUclaim heeft in haar brieven aan Lufthansa aangezegd dat zij bij het uitblijven van betaling buitengerechtelijke incassokosten in rekening zou brengen. Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven is Lufthansa derhalve de buitengerechtelijke incassokosten van € 44,03 inclusief btw verschuldigd geworden. Lufthansa is tevens de wettelijke rente verschuldigd. Het verweer De vlucht van de passagier is geannuleerd, omdat één van de toestellen van Lufthansa onverwacht technische problemen had met één van de motoren. Het technisch defect werd één uur voor vertrek ontdekt. Weliswaar vond de technisch medewerker de temperatuur van de uitlaatgassen aanvaardbaar en werd het vliegtuig vliegveilig bevonden, de piloot van het toestel heeft het toestel niet als vliegveilig aanvaard. De piloot heeft altijd het recht om een vliegtuig te weigeren indien de piloot vindt dat de vliegveiligheid in het geding is. Dit leidde tot onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolgen hadden voor de vluchtuitvoering van Lufthansa. Het technisch mankement levert een buitengewone omstandigheid op in de zin van de verordening. EUclaim hanteert een verkeerde zienswijze dat een technische mankement dan wel de beslissing van de piloot nimmer een buitengewone omstandigheid voor annulering zou zijn. Van een luchtvaartmaatschappij mag niet worden verlangd dat de kans op een onverwacht technisch mankement wordt uitgesloten. Dat is onwerkbaar en onmogelijk. Overigens is EUclaim niet ontvankelijk, omdat zij de procedure voorbarig aanhangig heeft gemaakt. EUclaim is ermee bekend dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat het Duitse Luftfahrt Bundesamt (hierna: LBA) heeft verzocht informatie te verschaffen over de onderhavige vlucht. Het LBA moet toetsen of het technisch mankement in kwestie een buitengewone omstandigheid is. Het LBA heeft hierover nog geen oordeel geveld, zodat in deze procedure niet kan worden geoordeeld dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden. Indien de LBA zou oordelen dat Lufthansa compensatie moet betalen aan de passagier en Lufthansa dat niet zou doen, dan staat een gang naar de rechter open om betaling af te dwingen. Lufthansa heeft niet in strijd gehandeld met artikel 14 van de verordening. Lufthansa heeft de passagier schriftelijk geïnformeerd, want er lag schriftelijke informatie bij alle balies van Lufthansa. Lufthansa is niet gehouden de buitengerechtelijke kosten te voldoen. Deze zijn niet gespecificeerd en EUclaim dient haar eigen kosten zelf te dragen aangezien zij de gestelde werkzaamheden niet heeft uitbesteed aan een professionele rechtsbijstandverlener. De beoordeling van het geschil 1. Lufthansa voert het verweer dat EUclaim niet-ontvankelijk is, omdat EUclaim voorbarig is met het aanhangig maken van de procedure aangezien – zo begrijpt de kantonrechter – de LBA en niet de kantonrechter een oordeel dient te vellen over de vraag of sprake is van buitengewone omstandigheden. Dit verweer faalt. Of sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van verordening is een juridisch oordeel. Het is de rechter die dit oordeel moet geven en niet het LBA. 2. Lufthansa heeft gesteld dat de oorzaak van de annulering, een technisch mankement, van de vlucht heeft te gelden als een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de verordening, dat luidt: “Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.” 3. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in haar arrest van 22 december 2008, zaaknummer C-549/07 hieromtrent een prejudiciële beslissing gegeven. Daarbij is samenvattend geoordeeld dat een technisch mankement bij een luchtvaartuig dat annulering van een vlucht tot gevolg heeft, niet valt onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van artikel 5 lid 3, tenzij dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of hun oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop deze geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. 4. Gelet op dit arrest is de kantonrechter van oordeel dat het door Lufthansa gedane beroep op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening niet kan slagen. De door Lufthansa aangevoerde feiten en omstandigheden zijn inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en gesteld noch gebleken is dat zij hierop geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen. 5. EUclaim heeft € 44,03 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Lufthansa heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Gesteld en gebleken is dat de door EUclaim verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet, nu het bedrag het in rapport Voorwerk II vastgestelde tarief niet overschrijd, worden toegewezen. Ook de wettelijke rente is toewijsbaar. 6. Wat partijen verder naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking meer, aangezien dit niet tot een ander oordeel kan leiden. 7. De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Beslissing De kantonrechter: - veroordeelt Lufthansa tot betaling aan EUclaim van € 294,03 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 april 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening; - veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van EUclaim tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd: dagvaarding € 74,30 vastrecht € 90,00 salaris gemachtigde € 120,00; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. N.E. Kwak en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.