
Jurisprudentie
BJ2437
Datum uitspraak2009-07-13
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers800279-09 [P]
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers800279-09 [P]
Statusgepubliceerd
Indicatie
Veroordeling (o.a.) wegens in voorraad hebben van 25.628 pillen bevattende mCPP. De stof mCPP wordt vanwege het stimulerende effect gebruikt als werkzame stof in XTC-pillen. Nu het ging om een aanzienlijke hoeveelheid pillen met een verschijningsvorm gelijkend op XTC-pillen (pillen met een Mitsubishi diepdruklogo) en verdachte ook voor andere drugsgerelateerde feiten is veroordeeld, neemt de rechtbank voorwaardelijk opzet op het in voorraad hebben van het geneesmiddel mCPP aan.
Uitspraak
¬ECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800279-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wone[adres]es]
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk op tegenspraak behandeld op de zitting van 29 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Verheijen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen of een ander amfetamine heeft gedeald of vervoerd of geproduceerd, dan wel 1940 gram amfetamine in bezit heeft gehad;
Feit 2: samen met anderen of een ander een geneesmiddel, te weten 25.628 pillen mCPP, waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad;
Feit 3: samen met anderen of een ander voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie of in- en uitvoer van amfetamine en MDMA;
Feit 4: samen met anderen of een ander, 7 kilo hash heeft gedeald of vervoerd, dan wel in bezit heeft gehad;
Feit 5: samen met anderen of een ander een vuurwapen en vijf patronen in bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding.
De raadsman heeft verzocht de tenlastelegging voor wat betreft feit 3 partieel nietig te verklaren. Uit de tenlastelegging blijkt onvoldoende duidelijk op welke locaties de goederen zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman genoemde onderdeel van de tenlastelegging voldoende feitelijk omschreven is en ook overigens aan de eisen van artikel 261 van het wetboek van strafvordering voldoet.
De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 is zij van mening dat, via de constructie van voorwaardelijk opzet, de feiten kunnen worden bewezen. Zij wijst daarbij op de verschillende stoffen en goederen die op de verschillende locaties zijn aangetroffen. Verdachte is huurder van het pand aan de [adres] en verblijft er regelmatig. Hij is ook de huurder van de loods aan de [adres] en heeft verklaard over de acetofenon die in de opslagbox aan de [adres] is aangetroffen.
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht, daar waar de omstandigheden om een uitleg vragen.
Ten aanzien van feit 5 wijst de officier van justitie op de verklaring van [vader van verdachte] en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten kan komen. De raadsman voert daartoe het volgende aan.
Ten aanzien van feit 1: er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte is wel huurder van het pand, hij woont er echter niet. Er kan niet worden bewezen dat verdachte weet had van de aanwezigheid van amfetamine in de woning.
Ten aanzien van feit 2: er is onvoldoende bewijs dat de pillen van verdachte zijn, nu ook andere personen toegang hadden tot de opslagruimte. Er is geen bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 3: verdachte heeft niets met de acetofenon te maken. Het sealapparaat en de sealbags zijn afkomstig van zijn voormalige onderneming. De weegschaal en de sealbags zijn niet per se gerelateerd aan harddrugs. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte een garage of een loods heeft gehuurd ten behoeve van de voorbereiding of bevordering van harddrugs.
Ten aanzien van feit 4: er ontbreekt een onderzoek van het NFI naar de hash. Niet kan worden bewezen dat verdachte de hash voorhanden heeft gehad, nu meerdere mensen toegang hadden tot de loods en nu ook niet blijkt dat verdachte het feit heeft medegepleegd
Ten aanzien van feit 5: verdachte stelt dat hij de schuld op zich heeft genomen, nu hij zijn vader in bescherming heeft willen nemen. Gelet daarop ontbreekt het aan overtuigend bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4:
Naar het oordeel van de rechtbank lenen de feiten 1 tot en met 4 zich voor gezamenlijke bespreking. De rechtbank zal daartoe eerst vaststellen welke goederen er per locatie zijn aangetroffen. Vervolgens zal worden uiteen gezet wat de betrokkenheid van verdachte bij de verschillende aangetroffen goederen is geweest.
Woning en garage [adres] 24
Tijdens de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres] 24 te Roosendaal op 24 maart 2009 hebben verbalisanten in de aangebouwde garage, in het vriesvak van een koelkast, twee plastic zakken met een witte, olieachtige substantie gevonden. Daarnaast werden een sealapparaat, een digitale weegschaal, een hoeveelheid lege sealbags en een plastic zak met wit poeder aangetroffen. Beide zakken met de witte olieachtige substantie werden bemonsterd en getest. De substantie werd voorlopig geïdentificeerd als amfetamine . Na onderzoek bleek het te gaan om in totaal 1940 gram . Na onderzoek van het NFI bleek het daadwerkelijk om amfetamine te gaan .
Op de digitale weegschaal werden op de bovenzijde en op de bedieningsknoppen poederresten aangetroffen. Deze gaven bij een voorlopige test een positieve indicatie op amfetamine .
De plastic zak met poeder werd nader onderzocht. Daaruit bleek dat het ging om 21,4 kilogram lactose. Lactose betreft een gangbaar versnijdingsmiddel .
Loods [adres] 7
Tijdens de doorzoeking van opslagruimte nummer 23 in de loods aan de [adres] 7 te Roosendaal op 24 maart 2009 werd een zwarte sporttas aangetroffen . In deze tas zaten pakketjes die door verbalisant ambtshalve qua geur en verschijning als pakketjes hash, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep, werden herkend. Middels M.M.C.-testen, die een positieve reactie, indicatief voor marihuana of THC gaven, werd vastgesteld dat het ging om 7000 gram (netto) hashish . Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het gaat om hash.
Daarnaast zaten in de zwarte sporttas vijf zakken met wit/beige pillen, welke waren voorzien van een Mitsubishi diepdruklogo.
Na onderzoek bleek het te gaan om 25.628 (7373 gram) pillen bevattende mCPP .
Opslagbox [adres]
Tijdens de doorzoeking van de opslagbox aan de [adres] 2-2a op 25 maart 2009 werden 2 curverboxen en een vuilniszak bevattende gesealde zakken met daarin een substantie die leek op gemalen ijsblokjes aangetroffen . Uit nader onderzoek bleek het te gaan om in totaal 28.770 gram aan kristallen acetofenon . Acetofenon kan worden gebruikt als grondstof voor zogenoemde designerdrugs. Daarnaast is het ook aangetroffen als versnijdingsmiddel voor BMK. BMK is de grondstof voor de synthese van amfetamine en metamfetamine .
De betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen goederen:
Goederen in de garage [adres] 24
Uit het dossier blijkt dat de woning aan de [adres] 24 te Roosendaal op naam van verdachte staat . Verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat de woning op zijn naam staat en dat hij feitelijk elke dag in de woning verblijft en van alle ruimtes, ook van de garage, gebruik maakt. Voorts heeft hij verklaard dat hij in het bezit is van een sleutel van de garage. Op de vuilniszak in de garage die gevuld was met lege sealbags, is een vingerafdruk aangetroffen die identiek is aan de afdruk van de linkerwijsvinger van verdachte .
Medeverdachte [mededader1], de zwager van verdachte, heeft verklaard dat hij in het pand aan de [adres] 24 woont, samen met zijn vriendin, medeverdachte [mededader2], hun zoontje en zijn vader, medeverdachte [mededader1]. Zowel zijn vriendin, zijn vader, als hijzelf heeft een sleutel van de woning en een sleutel van de garage. De toegang tot de garage wordt altijd middels het slot afgesloten. Hij komt dagelijks in de garage .
[mededader1] heeft bij de politie verklaard dat hij in het pand aan de [adres] 24 te Roosendaal woont en dat, voor zover hij weet, er maar 3 sleutels van de garage zijn. Deze zijn in het bezit van hemzelf, [voornaam mededader1] ([mededader1]) en Danielle ([mededader2]). Als ze weg zijn, zijn de garage en poort altijd op slot .
[mededader2] verklaart dat zijzelf en haar man ([mededader1]) een sleutel van de garage hebben. Ze sluit de toegang tot de garage altijd af .
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat buiten de bewoners van het pand, te weten verdachte en de medeverdachten [mededader2], [mededader1] en [mededader1], geen andere personen van de garage gebruik maakten. . In het licht van bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting, dat iedereen de garage binnen kon komen, ongeloofwaardig.
Verdachte heeft verklaard dat zijn zus, [mededader2], en [mededader3] niets te maken hebben met drugs . Medeverdachte [mededader1] heeft verklaard dat zijn vader ([mededader1]) en zijn vrouw ([mededader2]) niet wisten dat er drugs in de koelkast lagen .
Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat [mededader2] en [mededader1] niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van de in de garage aangetroffen amfetamine.
Goederen in de loods aan de [adres] 7.
Verdachte heeft verklaard dat hij de huurder van de loods is en dat hij in het bezit is van de sleutel en het pasje . Dit wordt bevestigd door zijn vader, [vader van verdachte]. Hij heeft verklaard dat alleen [voornaam verdachte] (verdachte) de sleutel voor de loods en het toegangspasje voor het hek had . In de box is zijn bedrijf, [naam], gevestigd. Hij heeft er zelf geen sleutels van en hij kwam er vrijwel nooit. Alles met betrekking tot de zaak werd geregeld door zijn zoon [voornaam verdachte] (verdachte) en zijn schoonzoon [naam mededader1] (medeverdachte [mededader1]). Er is maar één sleutel van de box en één toegangspasje voor het hekwerk. [voornaam verdachte] had deze altijd in zijn auto liggen. Zijn zoon en schoonzoon waren degenen die in de loods kwamen .
Medeverdachte [mededader1] verklaart op 6 april 2009 dat hij wel eens in de loods kwam, hij weet niet precies hoe vaak. Twee weken eerder is hij er nog geweest . Verdachte verklaart dat hij niet weet hoe vaak [naam mededader1] in de opslagruimte 23 aan de [adres] kwam, maar dat deze er enkele spullen opgeslagen had .
De politie heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om een sporttas in de loods te plaatsen zonder de loods met gebruikmaking van de sleutel te betreden. Verbalisant heeft geconstateerd dat het nagenoeg onmogelijk is om met de sporttas van opslagruimte 16 naar opslagruimte 23 te klimmen. Door het aangebrachte rasterwerk was het niet mogelijk om uit opslagruimte 22 de tas over te zetten naar opslagruimte 23. Sporen van braak werden niet aangetroffen .
Voorts werd geconstateerd dat bij de verhuur van opslagruimte 23 een toegangspas (kaart 525) voor het besloten terrein werd verstrekt. Gebleken is dat de pas in de periode 1 maart 2009 tot en met 25 maart 2009 12 maal werd gebruikt .
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven vermelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en medeverdachte [mededader1] de gebruikers van de loods aan de [adres] waren. Daarnaast leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de sporttas, waarin pakketjes hashish en pillen met mCPP zijn aangetroffen, door hen in de loods moet zijn geplaatst.
Opslagbox [adres]
[mededader1] heeft verklaard dat de opslagbox aan de [adres] door zijn vader wordt gehuurd en dat hij zelf in bezit is van een sleutel . Voorts heeft hij verklaard dat hij daar kristalachtig spul heeft opgeslagen in twee curverboxen. Hij heeft dit gevonden in een blauw vat tussen Oudenbosch en Oud gastel. Hij heeft het meegenomen en overgepakt in 2 curverboxen. Hij heeft het spul vacuüm verpakt met het apparaat dat hij thuis in de garage heeft staan . In eerste instantie heeft [mededader1] niet willen zeggen wat hij met het spul wilde doen en heeft hij verklaard dat hijzelf de enige was die van het spul afwist. Na te zijn geconfronteerd met de verklaring van verdachte, verklaart hij dat het wel kan kloppen dat verdachte wist van het spul. Ze wilden het samen laten testen om te zien wat het was .
Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat [naam mededader1] een vat met de stof heeft aangetroffen. Hij heeft hem verteld het spul goed vacuüm te verpakken en op te bergen en dat heeft [voornaam mededader1] gedaan. Volgens verdachte waren ze van plan het te verkopen .
De rechtbank leidt uit de bovengenoemde bewijsmiddelen af dat verdachte en zijn medeverdachte samen betrokken waren bij de opslag van de aangetroffen hoeveelheid acetofenon.
Resumerend overweegt de rechtbank het volgende, waarbij zij bij de waardering van het bewijs en de daaruit getrokken conclusies de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang heeft gebezigd.
Zowel verdachte als medeverdachte [mededader1] maakten gebruik van of waren betrokken bij de drie hierboven genoemde locaties. Ten aanzien van de garage aan de [adres] heeft de rechtbank geconcludeerd dat de twee andere gebruikers/medeverdachten [mededader3] en [mededader2] geen weet hadden van de aangetroffen amfetamine. Ten aanzien van de garage aan de [adres] en aan de [adres] heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen andere gebruikers waren dan verdachten en voorts dat de aangetroffen sporttas met verdovende middelen slechts door de gebruikers van de garage aan de [adres] daar geplaatst kan zijn.Voor de in de opslagbox aan de [adres] aangetroffen hoeveelheid acetofenon, dat in verband wordt gebracht met de productie van amfetamine, geldt dat verdachten samen betrokken zijn geweest bij de opslag en de wijze van verpakking hiervan.
Beide verdachten zijn als diegenen die de beschikkingsmacht hadden over voornoemde onroerende goederen verantwoordelijk voor de daar aangetroffen goederen, tenzij uit feiten of omstandigheden anders zou blijken. Van dergelijke feiten of omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
Zowel verdachte als medeverdachte [mededader1] hebben geweigerd een verklaring te geven voor het aantreffen van de amfetamine en de overige goederen aan de [adres] en de hashish en mCPP aan de [adres]. In het licht van hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld over hun betrokkenheid bij voornoemde locaties had het naar het oordeel van de rechtbank op hun weg gelegen om hiervoor een verklaring te geven.
Medeverdachte [mededader1] heeft voorts bij de politie in het kader van het onderzoek van de FIOD verklaard dat hij geld op de rekening van zijn vader heeft gestort dat afkomstig was van zijn nevenactiviteiten met betrekking tot de verkoop van drugs .
Gelet op de onderlinge betrokkenheid tussen de twee verdachten bij de aangetroffen zaken op de diverse locaties, de weigering van verdachten hiervoor een verklaring te geven alsmede de verklaring van medeverdachte [mededader1] dat hij zich bezighoudt met de drugshandel leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 1940 gram van een materiaal bevattende amfetamine (feit 1) en ongeveer 7 kilogram van een materiaal bevattende hashiesh (feit 4).
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank aanvullend dat
gelet op het tezamen aantreffen van een sealapparaat, een weegschaal met resten die positief testten op amfetamine, ongebruikte sealbags en 21,4 kilogram lactose, zijnde een versnijdingsmiddel, het niet anders kan dan dat verdachte en zijn medeverdachte deze spullen voorhanden hadden ter voorbereiding van een feit als bedoeld in artikel 10a Opiumwet. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dezelfde ruimte 1940 gram amfetamine is aangetroffen. De verklaring van verdachte dat de sealbags en het sealapparaat afkomstig waren van zijn vorige bedrijf, doet daar niet aan af.
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de in de opslagbox aangetroffen acetofenon. Gelet op alle feiten en omstandigheden, in het bijzonder de wijze waarop de acetofenon was verpakt, acht de rechtbank de verklaringen van verdachte en medeverdachte [mededader1] dat zij niet wisten dat het om acetofenon ging, ongeloofwaardig. Op gelijke gronden dient te worden geoordeeld over de garage aan de [adres] en de loods aan de [adres]. Gelet op de daarin aangetroffen voorwerpen en stoffen moet worden aangenomen dat verdachte en zijn medeverdachte de ruimtes hebben gehuurd om een feit als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen.
De rechtbank acht feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank aanvullend het volgende. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat beide verdachten ongeveer 25.628 tabletten/pillen in voorraad hebben gehad.
De vraag doet zich dan voor of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de pillen mCPP bevatten. In het rapport van het NFI is vermeld dat de stof mCPP sinds eind 2004 regelmatig op de Nederlandse drugsmarkt wordt gezien. De stof wordt meestal aangetroffen in tabletten die net als XTC-tabletten, vaak zijn voorzien van een diepdruklogo. In de schriftelijke deskundigenverklaring van W. Best van de Inspectie voor de Gezondheidszorg is vermeld dat de stof mCPP stimulerende eigenschappen heeft. De stof wordt buiten het medische circuit gebruikt als vervanger voor XTC-achtigen als MDMA. Doel van het gebruik is het stimulerende effect, vergelijkbaar met peppillen. Het bij zich hebben van mCPP in de vorm van tabletten kan worden beschouwd als het in voorraad hebben van een ongeregistreerd geneesmiddel. Middelen die zijn bereid door het verwerken van stoffen met het doel om een product te verkrijgen dat qua effecten vergelijkbaar is met middelen, genoemd op één van de lijsten van de Opiumwet, worden beschouwd als geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt.
Verdachte en zijn mededader hadden ruim 25.000 pillen, die waren voorzien van een Mitsubishi diepdruklogo in voorraad. Het is een feit van algemene bekendheid dat in het bijzonder in het uitgaansleven pillen met een stimulerend effect, zoals de zogeheten "XTC-pillen", worden verkocht met een verschijningsvorm zoals de onderhavige pillen (pillen met een diepdruklogo) (vgl. gerechtshof ’s-Hertogenbosch 6-11-2008, LJN BG3606).
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte en [mededader1] bij drugsgerelateerde feiten, hebben zij met het in voorraad hebben van een grote hoeveelheid pillen met een dergelijke verschijningsvorm, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat die pillen een stimulerend middel zoals mCPP, een geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet, bevatten.
Dit alles leidt ertoe dat, naar het oordeel van de rechtbank, verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk een hoeveelheid pillen, bevattende het geneesmiddel mCPP, in voorraad hebben gehad.
De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
Woning [adres]
Tijdens de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres] te Roosendaal, zijnde de woning van [vader van verdachte], op 24 maart 2009, is in de kluis een vuurwapen, voorzien van 5 patronen, aangetroffen. Het bleek te gaan om een revolver van het merk Smith en Wesson, model 36, kaliber .38, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie en om munitie van het merk Sellier & Bellot, kaliber .38 centraal vuur, munitie in de zin van artikel 1, onder 4, categorie III van de Wet Wapens en Munitie .
[vader van verdachte], de vader van verdachte, heeft verklaard dat hij de revolver voor zijn zoon [voornaam verdachte] heeft opgeborgen. Ongeveer een half jaar geleden heeft verdachte hem gevraagd of hij het wapen in de kluis mocht opbergen. Een maand later kwam verdachte met de kogels, heeft het wapen geladen en vervolgens opnieuw in de kluis gelegd .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de revolver van hem is, dat hij deze met medeweten van zijn vader in de kluis heeft gelegd en dat hij geen wapenvergunning heeft .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de revolver niet van hem is. Hij heeft bij de politie een belastende verklaring voor zichzelf afgelegd, zodat het voorarrest van zijn vader zou worden beëindigd. Zijn vader heeft bij de politie een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, omdat hij graag naar huis wilde, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat [vader van verdachte], de vader van verdachte, bij de politie een verklaring heeft afgelegd, waarin hij niet alleen verdachte, maar ook zichzelf heeft belast. Bovendien heeft verdachte zelf bij de politie erkend dat het aangetroffen vuurwapen en de bijbehorende munitie van hem waren. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter zitting niet geloofwaardig.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 24 maart 2009 te Roosendaal, in een garage gevestigd op/aan het adres [adres] (24), tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1940 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 24 maart 2009 te Roosendaal, in een loods gevestigd op/aan de [adres] (7) tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet en waarvoor geen
handelsvergunning geldt, te weten ongeveer 25.628 tabletten/pillen (ongeveer
7373 gram), bevattende metachloorphenylpiperazine (mCPP) in voorraad heeft gehad , zijnde metachloorphenylpiperazine een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning
geldt;
3.
op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander , om (telkens) een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- zich gelegenheid tot het plegen van die feiten heeft getracht te
verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij verdachte en
verdachtes mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden,
dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk:
* voorwerpen, te weten een sealapparaat en een weegschaal en
sealbags voorhanden gehad gesteld en
* stoffen, te weten ongeveer 21 kilogram (van een materiaal
bevattende) lactose en ongeveer 29 kilogram (van een materiaal bevattende)
acetofenon voorhanden gehad of
* een garage en een loods gehuurd
4.
hij op 24 maart 2009 te Roosendaal, in een loods/garage
gevestigd aan de [adres] (7) tezamen en in vereniging met een
ander opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 7 kilogram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II,;
5.
op 24 maart 2009 te Roosendaal, tesamen en in vereniging met
een ander, een wapen van categorie III onder 1, te weten
een revolver (merk Smith & Wesson), en munitie van categorie III, te weten
5 patronen, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest..
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd nu hij van mening is dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander aanwezig hebben van bijna 2 kilogram amfetamine en 7 kilo hash. Daarnaast heeft hij samen met een ander ruim 25.000 pillen bevattende mCPP in voorraad gehad en heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Tenslotte heeft verdachte met een ander een geladen revolver in bezit gehad.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten ernstig aan. Harddrugs zoals amfetamine vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. mCPP is een stof die regelmatig wordt aangetroffen in pillen die verkocht worden als XTC.
Het gebruik van dergelijke middelen en het vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, veroorzaakt onrust en schade in de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag.
Ongeoorloofd wapenbezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van andere personen met zich mee. Hiertegen moet dan ook streng worden opgetreden.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank voor wat betreft het in voorraad hebben van mCPP aansluiting gezocht bij de straffen, zoals die in het algemeen worden opgelegd voor het aanwezig hebben van MDMA. Nu verdachte zich bezighield met drugsgerelateerde feiten heeft de rechtbank het in voorraad hebben van en dergelijk grote hoeveelheid mCPP ook als drugsgerelateerd aangemerkt. Hierbij neemt de rechtbank in overweging dat mCPP een vergelijkbare opwekkende werking heeft en evenals MDMA vaak als XTC-pil wordt verkocht.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is terzake van soortgelijke misdrijven. Hierin ziet de rechtbank aanleiding een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, ook om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11, 13, 13a, 14 van de Opiumwet, de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet Wapens en Munitie, de artikelen 40 en 134 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2, 6 en 87 van de Wet op de Economische Delicten.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 3: medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 4: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
• 7 kilo hashish
• 5 zakken met pillen
• 1 zak met resen verdovende middelen
- gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
• Een usb-stick
• Een navigatiesysteem
• Twee mobiele telefoons
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van der Linden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juli 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2008 tot en met 24 maart 2009 24 maart 2009 te Roosendaal, althans in Nederland, in een garage/schuur
gevestigd/gelegen op/aan het adres [adres] (24), tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1940 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal, althans in Nederland, in een loods/garage
gevestigd/gelegen op/aan de [adres] (7) tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een geneesmiddel, als
bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet en waarvoor geen
handelsvergunning geldt, te weten ongeveer 25.628 tabletten/pillen (ongeveer
7373 gram), in elk geval een grote hoeveelheid van een stof bevattende
metachloorphenylpiperazine (mCPP) in voorraad heeft gehad en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd, zijnde
metachloorphenylpiperazine een geneesmiddel waarvan geen handelsvergunning
geldt;
zijnde de gebezigde terminologie als bedoeld in de Geneesmiddelenwet
art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet
art 1 sub 1 Wet op de economische delicten
art 6 lid 1 sub 1 Wet op de economische delicten
art 2 Wet op de economische delicten
art 34 Wet op de economische delicten
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, om (telkens) een feit, bedoeld in het vierde of
vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer andere substanties/middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om
daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft/hebben getracht te
verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij verdachte en/of
verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden,
dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
* (een) voorwerp(en), te weten een sealapparaat en/of een weegschaal en/of
sealbags voorhanden heeft/hebben gehad en/of ter beschikking heeft/hebben
gesteld en/of
* (een) stof(fen), te weten ongeveer 21 kilogram (van een materiaal
bevattende) lactose en/of ongeveer 29 kilogram (van een materiaal bevattende)
acetofenon voorhanden heeft/hebben gehad en/of ter beschikking heeft/hebben
gesteld en/of
* een garage en/of een loods en/of een opslagruimte heeft/hebben gehuurd en/of
ter beschikking heeft/hebben gesteld;
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal, althans in Nederland, in een loods/garage
gevestigd/gelegen op/aan de [adres] (7) tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 24 maart 2009 te Roosendaal, tesamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie III onder 1, te weten
een revolver (merk Smith & Wesson), en/of munitie van categorie III, te weten
5, althans een (aantal) patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie