
Jurisprudentie
BJ2406
Datum uitspraak2009-03-25
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers108512 / FA RK 09-157
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers108512 / FA RK 09-157
Statusgepubliceerd
Indicatie
Twee minderjarige kinderen zijn geboren uit een affectieve relatie tussen de man en de vrouw. De minderjarigen zijn door de man erkend, maar de man heeft niet het gezag over hen. Een verzoek tot vaststelling van de gewone verblijfplaats van minderjarige kinderen is te beschouwen als een geschil omtrent de uitoefening van het al dan niet door huwelijk ontstaan gezamenlijk gezag. Voor zover dienaangaande een geschil zou bestaan kan de rechter daarop overeenkomstig artikel 1:253a BW een beslissing geven. In de onderhavige procedure is gebleken dat de vrouw alleen met het gezag is belast. Dit impliceert dat er geen sprake kan zijn van een geschil omtrent de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De vrouw wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek om vast te stellen dat de beide minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij haar zullen hebben. De omstandigheid dat de man blijkens een door hem ondertekende referteverklaring met het verzoek van de vrouw instemt maakt dit niet anders.
Uitspraak
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
BB
zaak- en rekestnummer: 108512 / FA RK 09-157
datum: 25 maart 2009
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te Den Helder,
verzoekende partij,
advocaat: mr. N.J.M. Plat,
tegen:
[naam man],
wonende te Den Helder,
gerekwestreerde,
niet verschenen.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 20 februari 2009 het verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht het hoofdverblijf van de minderjarigen [kind 1], geboren in de gemeente Den Helder op [geboortedatum 1] en [kind 2], geboren in de gemeente Den Helder op [geboortedatum 2] bij haar vast te stellen.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
Er is een verklaring van de man ingekomen waaruit blijkt dat hij kennis heeft genomen van het verzoekschrift en dat hij geen verweer zal voeren.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De vrouw voert als gronden voor het verzoek het volgende aan. Partijen hebben van 1990 tot en met 2008 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn de minderjarigen geboren. De man heeft de minderjarigen erkend, maar heeft niet het gezag over hen. Medio 2008 hebben partijen hun relatie beƫindigd. Over de gevolgen daarvan hebben zij in onderling overleg afspraken gemaakt. Een van die afspraken is dat de minderjarigen bij de vrouw blijven wonen. De vrouw heeft er belang bij dat het hoofdverblijf als zodanig in een beschikking wordt vastgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Een verzoek tot vaststelling van de gewone verblijfplaats van minderjarige kinderen is te beschouwen als een geschil omtrent de uitoefening van al dan niet door huwelijk ontstaan gezamenlijk gezag. Voor zover dienaangaande een geschil zou bestaan kan de rechter daarop overeenkomstig artikel 253a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een beslissing geven.
In de onderhavige procedure is gebleken dat de vrouw alleen met het gezag is belast. Dit impliceert dat er geen sprake kan zijn van een geschil omtrent de uitoefening van gezamenlijk gezag. De omstandigheid dat de man blijkens voormelde verklaring met het verzoek van de vrouw instemt, maakt dit niet anders. Op grond van het vorenstaande kan de vrouw niet in haar verzoek worden ontvangen. De rechtbank zal de vrouw derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek vast te stellen dat voornoemde minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij haar zullen hebben.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.