
Jurisprudentie
BJ2397
Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5000 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5000 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
08/5000 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 14 juli 2008, 06/1123
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft G. de Jongh, werkzaam bij Bureau Opzicht en Inzicht te Enschede, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 15 mei 2009, bij de Raad ingekomen op 18 mei 2009, heeft appellante haar standpunt nader toegelicht en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.J. Gerritsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitvoeriger overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 8 maart 2006 heeft het Uwv appellantes uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 9 mei 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. Het Uwv heeft het tegen dit besluit door appellante gemaakte bezwaar bij besluit van 7 augustus 2006, hierna: het bestreden besluit, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, onder verwijzing naar het rapport van 8 november 2007 van de door haar ingeschakelde psychiater R. Graveland, overwogen dat geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellante. De rechtbank heeft appellante aldus niet gevolgd in haar betoog dat de bij haar bestaande problematiek, genderdysforie/transseksualiteit, haar verhinderen (iedere) loonvormende arbeid te verrichten. De rechtbank heeft zich tevens kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. De Raad stelt vast dat appellante haar in eerdere fasen van de procedure voorgedragen gronden tegen de onderhavige schatting in essentie heeft herhaald. Deze strekken in hoofdzaak ten betoge dat de Functionele mogelijkhedenlijst in onvoldoende mate de beperkingen van appellante weergeeft en dat de (medische) geschiktheid van de geduide functies onvoldoende is gemotiveerd.
4.1. Aan de orde is de vraag of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel over het bestreden besluit. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en hij overweegt daartoe als volgt.
4.2. In de eerste plaats stelt de Raad vast dat appellante de in rubriek I vermelde nadere stukken heeft gediend binnen de termijn van tien dagen zoals vermeld in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu de gemachtigde van het Uwv ter zitting van de Raad desgevraagd heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het bij de behandeling betrekken van deze stukken, heeft de Raad, mede gelet op aard en omvang van deze stukken, geen aanleiding gezien die stukken buiten beschouwing te laten.
4.3.1. Wat betreft de medische beoordeling kent de Raad, evenals de rechtbank, doorslaggevende betekenis toe aan het oordeel van de deskundige Graveland. Deze psychiater schetst appellante als een transgendere, redelijk evenwichtig in het leven staande, vrouw zonder (verdere) aperte psychische problematiek. In die zin lijkt er zijns inziens dan ook geen probleem te bestaan wat betreft deelname aan het arbeidsproces. Graveland kan zich goed vinden in de opvatting van de bezwaarverzekeringsarts, voor zover deze stelt dat de (primaire) verzekeringsarts met de door hem in aanmerking genomen beperkingen ruimschoots is tegemoet gekomen aan de (claim)klachten van appellante.
4.3.2. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. Met name doet zich niet de situatie voor dat uit de reactie van die deskundige op een andersluidend oordeel van een door een partij ingeschakelde medicus blijkt dat de deskundige zijn eigen oordeel niet serieus heeft heroverwogen. Voorts is de Raad van oordeel dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is. Bovendien heeft appellante in hoger beroep geen nadere, van (behandelend) artsen afkomstige, medische informatie naar voren gebracht die een ander licht werpt op haar medische situatie.
4.4. Aldus uitgaande van de juistheid van de door het Uwv aangenomen beperkingen bij appellante ten aanzien van het verrichten van arbeid is de Raad, evenals de rechtbank, niet gebleken dat appellante de werkzaamheden behorende bij de geselecteerde en aan haar voorgehouden functies niet zou kunnen verrichten. Daarbij heeft de Raad laten meewegen dat de door de rechtbank ingeschakelde deskundige - ervan uitgaande dat appellante in psychiatrisch opzicht (in het geheel) niet beperkt is - in navolging van de bezwaarverzekeringsarts heeft geoordeeld dat de geselecteerde functies blijven binnen de voor appellante vastgestelde belastbaarheid, inclusief de noodzakelijk geachte beperking dat appellante is aangewezen op een begripvolle werkomgeving. De psychiater Graveland heeft wat dit laatste betreft weliswaar onderkend dat de bejegening van appellante op de werkvloer (voor korte of langere duur) afwijzend kan zijn; hij heeft echter tevens te kennen gegeven dat niet is te verwachten dat dit appellante zal belemmeren in haar werk. De Raad heeft in hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om dit standpunt voor onjuist te houden.
4.5. Het hoger beroep is vergeefs ingesteld, hetgeen betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bedee. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009.
(get.) H. Bedee.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR