
Jurisprudentie
BJ2348
Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.005.008/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.005.008/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
doorbreking van het appelverbod; ondertekening verzoek- en verweerschrift door de verplichte procesvertegenwoordiger.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 31 juli 2008 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.005.008/01 van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
APPELLANTE,
procureur: mr. E.L. Polak,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats man] (Turkije),
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 21 april 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking voorlopige voorzieningen van 20 maart 2008 van de rechtbank te Alkmaar, met kenmerk 98989 / ES RK 07-1291.
1.3. De zaak is op 19 mei 2008 ter terechtzitting behandeld. Daarbij is slechts de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde gekomen. Alleen de advocaat van de vrouw, mr. M.C.A. Stoop, was aanwezig.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1. Bij de beschikking waarvan beroep is het verzoek van de vrouw voor de duur van het geding, uitvoerbaar bij voorraad, als voorlopige voorzieningen te bepalen:
- dat zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats];
- dat de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1996 en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 1998, aan haar worden toevertrouwd;
- en dat de man met ingang van 26 april 2007, danwel met ingang van de dag van de indiening van het verzoek in eerste aanleg, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van € 265,- per kind per maand dient te betalen, afgewezen.
2.2. De advocaat van de vrouw heeft betoogd, dat de vrouw in haar hoger beroep ontvankelijk is ondanks het feit, dat hoger beroep tegen een op grond van artikel 822 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gegeven beschikking niet openstaat (artikel 824 lid 1 Rv).
Het hof overweegt, dat volgens vaste jurisprudentie doorbreking van het appelverbod onder meer mogelijk is wanneer de rechter ten onrechte een desbetreffende wetsbepaling buiten toepassing heeft gelaten.
De advocaat van de vrouw betoogt dat daarvan in dit geval sprake is, omdat de rechtbank ten onrechte - naar het hof begrijpt is bedoeld - artikel 282 tweede volzin juncto artikel 278 Rv niet heeft toegepast. Laatstgenoemd artikel schrijft in lid 3 voor, dat een verzoekschrift/verweerschrift moet worden ondertekend door een procureur. De man heeft zich in deze procedure niet voorzien van een procureur, maar in Turkije zijn broer gemachtigd namens hem een stuk op te stellen en bij de rechtbank in te dienen. Een dergelijk stuk, dat als verweerschrift in de zin van artikel 282 Rv zou kunnen worden beschouwd kan alleen worden ingediend als het is ondertekend door een procureur. Nu de man zich voor de indiening van een verweerschrift niet van een procureur heeft voorzien mag op de inhoud van het door de broer van de man ingediende stuk geen acht worden geslagen.
Het hof volgt de vrouw op dit punt en is van oordeel, dat de vrouw ontvankelijk is in haar hoger beroep. Dit betekent, dat de zaak in aanmerking komt om inhoudelijk te worden behandeld. Hetgeen de vrouw verder heeft aangevoerd kan gezien het bovenstaande onbesproken blijven.
2.3. Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart de vrouw ontvankelijk in haar hoger beroep;
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot de terechtzitting van de meervoudige familiekamer op woensdag 1 oktober 2008 te 14.30 uur en beveelt de griffier partijen tegen die datum op te roepen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, F.A. Hartsuiker en J.E. Geuzinge in tegenwoordigheid van
mr. K.W. van Mourik als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2008 door de rolraadsheer.