
Jurisprudentie
BJ2344
Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAWB 08/1177
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAWB 08/1177
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering gehandicaptenparkeerkaart. Vovo gevraagd na vernietiging van een eerdere beslissing op bezwaar door de rechtbank.
Vovo moet worden gekwalificeerd als gericht zijnde tegen wijze van voorbereiden door verweerder van de nieuwe beslissing op bezwaar. Vovo als kennelijk ongegrond afgewezen, want niet connex nu verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van de nieuwe beslissing op bezwaar.
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/628
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
inzake
[naam], wonende te Dordrecht, verzoeker,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Op 31 maart 2008 heeft verzoeker bij verweerder een aanvraag ingediend tot verlenging van de eerder aan hem toegekende Europese gehandicaptenparkeerkaart.
Bij besluit van 18 juli 2008 heeft verweerder verzoekers aanvraag afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 30 juni 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 16 oktober 2008 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 24 november 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht. Bij brief van 23 december 2008 heeft verzoeker tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht.
Bij uitspraak van 4 februari 2009, procedurenummers AWB [nummer] en AWB [nummer], heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2008 vernietigd, verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op verzoekers bezwaar te nemen binnen zes weken na verzending van die uitspraak en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Bij brief van 19 mei 2009 heeft verzoeker opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter zonder onderzoek ter zitting uitspraak doen, indien het verzoek als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding van die bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe het volgende.
2.2. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 6:2 van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld: a. het weigeren een besluit te nemen; b. het uitblijven van een besluit. Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar dan wel het weigeren een beslissing op bezwaar te nemen dient beroep te worden ingesteld.
Aan zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat een beslissing op zijn bezwaar door verweerder uitblijft, omdat verweerder weigert in te gaan op verzoekers verzoek die beslissing te nemen zonder nader medisch onderzoek dan wel na nader medisch onderzoek bij verzoeker thuis. Verzoeker heeft tegen het uitblijven van een nieuwe beslissing op zijn bezwaar geen beroep ingesteld. In reactie op een telefoongesprek met de griffier waarin deze verzoeker de vraag heeft voorgelegd of hij voornemens was een beroepschrift in te dienen tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar, heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld het indienen van zo'n beroepschrift niet nodig te achten, aangezien naar zijn mening het verzoek om voorlopige voorziening samenhangt met zijn bezwaar tegen de weigering zijn gehandicaptenkaart te verlengen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft de impasse waarin verzoeker en verweerder terecht zijn gekomen over de wijze van keuren ten behoeve van een nieuw te nemen beslissing op verzoekers bezwaar tegen de weigering verzoekers gehandicaptenkaart te verlengen, een geschil inzake de voorbereiding van de beslissing op bezwaar. De kern van dit geschil betreft de rechtsvraag of verweerder terecht weigert die beslissing zonder het door hem voorgestane medisch onderzoek te nemen. Dit geschil kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in rechte alleen aan de orde worden gesteld door middel van een beroep tegen de weigering een beslissing op verzoekers bezwaar te nemen. Dat verzoeker in bezwaar heeft aangevoerd dat verweerder zijn parkeerkaart had behoren te verlengen zonder nadere medische keuring doet daaraan niet af, aangezien dat betoog de totstandkoming van het primaire besluit betrof. Nu verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen de weigering een beslissing op zijn bezwaar te nemen dan wel het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar, is geen sprake van connex verzoek om voorlopige als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.4. Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzieningenrechter, en door deze en
mr. M. Lammerse, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,