
Jurisprudentie
BJ2294
Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.034.082
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.034.082
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bekrachtiging gesloten uithuisplaatsing.
Uitspraak
Beschikking d.d. 9 juli 2009
Zaaknummer 200.034.082
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [plaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat mr. K.B. Brouwer-Porte, kantoorhoudende te Beilen,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Groningen en Drenthe,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad.
Belanghebbenden:
1. [moeder],
wonende te Smilde,
hierna te noemen: de moeder,
2. Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe,
gevestigd te Assen,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 8 april 2009 heeft de kinderrechter in de rechtbank Assen onder meer aan BJZ een machtiging verleend om de minderjarige [appellant], geboren op 2 juli 1995 in de gemeente Groningen, met ingang van 8 april 2009 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de termijn van een half jaar.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 29 mei 2009, heeft [appellant] verzocht de beschikking van 8 april 2009 te vernietigen voor zover het de uithuisplaatsing betreft en opnieuw beslissende het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing af te wijzen, met veroordeling van de raad in de proceskosten.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 16 juni 2009, heeft de raad het verzoek bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen, met afwijzing van het verzoek ten aanzien van de proceskosten.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 26 juni 2009 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellant], zijn advocaat, de moeder en [medewerkster raad] namens de raad.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is geen vertegenwoordiger van BJZ verschenen.
De beoordeling
Inleiding
1. Uit de relatie van de moeder met [vader] (thans zonder bekende woon- en/of verblijfplaats) is [appellant] is geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over [appellant].
2. Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 8 april 2009 is [appellant] onder toezicht gesteld van BJZ, met ingang van 8 april 2009 voor de duur van één jaar.
3. Tevens heeft de kinderrechter in die beschikking aan BJZ een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [appellant], zoals hiervoor, bij 'Het geding in eerste aanleg', nader staat vermeld.
4. [appellant] is - op grond van de hiervoor genoemde machtiging van de kinderrechter - op 3 juni 2009 geplaatst in 'Het Poortje' te Groningen.
5. Het beroep richt zich uitsluitend tegen de verleende machtiging uithuisplaatsing.
Wettelijk kader
6. Een machtiging tot plaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan op grond van artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg (hierna ook: Wjz) - voor zover hier van belang - worden verleend indien de jeugdige onder toezicht is gesteld (lid 2 onder a) en de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken (lid 3).
Overwegingen van het hof
7. Uit de stukken is zonder meer duidelijk dat er bij [appellant] sprake is van ernstige opvoedingsproblemen in de hiervoor onder 6 bedoelde zin. Het is dus van belang dat [appellant] hulp krijgt.
Hij heeft zich recent schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten, de plaatselijke jeugdagent beschouwt hem als een leider binnen een groep minderjarigen die eveneens bekend zijn bij de politie en die mensen bedreigt en terroriseert. Zijn moeder is niet goed op de hoogte van zijn doen en laten, heeft er geen vat op en weet ook niet hoe [appellants] gedrag te hanteren en om te buigen. [appellant] ziet, aldus de rapportage van de raad, zelf geen probleem en ziet in hulpverlening geen meerwaarde. Hij gaat zijn eigen gang. Het is voor het hof duidelijk dat [appellants] ontwikkeling naar volwassenheid zonder hulp in een onwenselijke richting zal blijven gaan.
8. Anders dan [appellant] en zijn moeder is het hof daarbij van oordeel dat ambulante of vrijwillige hulpverlening niet aan de orde is. Daarvoor vormt de ter terechtzitting uitgesproken bereidheid tot medewerking - zowel van [appellant] als van zijn moeder - een te wankele basis, mede gelet op het recente verleden waarin aangeboden of verleende hulp niet tot behoorlijk resultaat heeft geleid.
Er is gegronde vrees dat [appellant] zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken.
9. [appellant] heeft verklaard dat hij liever in 'de Ruyterstee' geplaatst wil worden.
Ter zitting is namens de raad daarop gezegd dat de prioriteit ligt bij het hulp bieden aan [appellant] en dat hij de behandeling moet krijgen die hij nodig heeft. Als 'de Ruyterstee' aan [appellant] ook die behandeling en hulp kan bieden, ziet de raad geen bezwaar tegen een plaatsing van [appellant] in die instelling, zeker nu [appellant], zijn moeder, maar ook de medewerkers van 'de Ruyterstee' achter een dergelijke plaatsing lijken te staan.
De gezinsvoogd zal dat op korte termijn moeten onderzoeken, aldus de raad.
10. Voor het hof staat vast dat [appellant] hulp nodig heeft in de vorm van structuur en behandeling. Alleen al het feit dat [appellant] bij de moeder thuis niet naar school gaat, geeft aan dat [appellant] de benodigde structuur niet bij haar thuis kan krijgen.
11. 'Het Poortje' kan [appellant] die structuur wel bieden. Aangezien de gezinsvoogd in juni 2009 is benoemd, zal het in de komende tijd pas duidelijk worden in welke instelling [appellant] zijn verdere behandeling zal moeten ondergaan. Tot die tijd moet worden voorkomen dat [appellant] terugvalt in zijn oude situatie.
12. Het hof is dan ook van oordeel dat, in afwachting van een beslissing over een eventuele vervolgplaatsing van [appellant], er termen aanwezig zijn om de plaatsing in 'het Poortje' te continueren.
Slotsom
13. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
Proceskosten
14. Nu het in deze zaak gaat om de belangen van een minderjarig kind, de moeder met het gezag is belast en BJZ met het toezicht, ziet het hof aanleiding de kosten van het geding te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Keur en Janse, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 9 juli 2009 in bijzijn van de griffier.