Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2247

Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-07-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440257-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs gemotiveerde vrijspraak


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440257/08 (P) 06.460245/07 (TUL) Uitspraak: 3 juni 2009 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen (verdachte), geboren op ’(geboortejaar), wonende te (adres). 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem. 2. De tenlastelegging De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 13 oktober 2008 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer broeken, althans kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkel 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 13 oktober 2008 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen één of meer broeken, althans kleding, geheel of ten dele toebehorende aan (winkel 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die broeken in een tas had verstopt en/of (vervolgens) in de winkel onder een schap heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 16 mei 2008 te Diepenveen, gemeente Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkel 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; 3. hij op of omstreeks 19 mei 2008 te Diepenveen, gemeente Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkel 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte. 3. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. De beoordeling van het bewijs 4.1 Vaststaande feiten Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Op 13 oktober 2008 is verdachte aanwezig geweest in de (winkel 1) te Deventer. Daar is hij aangesproken door een vrouwelijke beveiligingsbeambte. Namens (winkel 1) is aangifte gedaan van poging tot diefstal van twee spijkerbroeken op 13 oktober 2008. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde Namens (winkel 2) te Deventer is aangifte gedaan van diefstal van vlees door één en dezelfde man op vrijdag 16 mei 2008 en op maandag 19 mei 2008. 4.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat wettig en overtuigend bewezen kan worden, hetgeen verdachte onder 1 primair, te weten diefstal bij (winkel 1), en onder 2 en 3, te weten twee diefstallen bij (winkel 2), ten laste is gelegd. 4.3 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van al hetgeen ten laste is gelegd, zodat vrijspraak dient te volgen. 4.4 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het navolgende, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde zijn de verklaringen van twee getuigen van belang , te weten de getuigen (getuige 1)en (getuige 2), alle twee beveiligingsbeambten bij (winkel 1). Getuige (getuige 1), die op 13 oktober 2008 nog in opleiding was, heeft verklaard, dat hij een man zag bukken en het idee had dat de man iets weggooide. Getuige (getuige 1) is naar de plek gelopen, waar de man zich bukte en heeft daar twee spijkerbroeken op de grond gevonden. Getuige (getuige 2) heeft verklaard, dat zij zag dat een man een beweging maakte dat hij iets uit zijn tas haalde. Ze zag dat hij bukte. Getuige (getuige 3) heeft op dit punt niets verklaard. Geen van de getuigen heeft verklaard, dat ze daadwerkelijk hebben gezien, dat de man goederen heeft gestolen. De verklaringen betreffen mogelijk een eigen interpretatie door de getuigen van hetgeen zij wel hebben waargenomen. De rechtbank merkt daarbij op dat deze drie getuigen hun verklaringen eerst twee maanden na 13 oktober 2008 hebben afgelegd, welk tijdsverloop van invloed kan zijn geweest op de inhoud van de verklaringen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde te komen. De verdachte moet daarvan dan ook worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde Er zijn geen getuigen van hetgeen onder 2 en 3 ten laste is gelegd. Er zijn slechts camerabeelden van beveiligingscamera’s. Ter zitting zijn deze camerabeelden door alle aanwezigen bekeken. Volgens de naamgeving van de opnames op de door het openbaar ministerie verstrekte DVD betrof het opnames van 16 mei 2008 en 19 mei 2008. Op deze beelden is een man te zien, die door een verbalisant weliswaar voor 100% van die beelden is herkend, maar van wie de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen, dat dit verdachte is. Nu geen ander bewijsmiddel voorhanden is, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank kan daarbij in het midden laten of op de beelden diefstal van vlees door de man is te zien. Voorst kan de rechtbank in het midden laten of de opnames zijn gemaakt op 16 en 19 mei 2008 in de (winkel 2) te Diepenveen. Op grond van het vorenstaande zal verdachte ook van het onder 2 en 3 ten laste gelegde moeten worden vrijgesproken. 5. Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 06.460245/07 5.1 Het standpunt van de officier van justitie Bij vonnis van de politierechter te Zutphen d.d. 20 juli 2007, parketnummer 06.460245/07, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig art. 27 WvSr, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat, nu naar zijn mening verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, de proeftijd zal worden verlengd met één jaar. 5.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair bepleit, dat de vordering zal worden afgewezen, nu verdachte van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken en subsidiair dat de vordering zal worden afgewezen wegens persoonlijke omstandigheden. 5.3 Het oordeel van de rechtbank Nu verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde, komt de rechtbank niet toe aan behandeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling. Dit betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. 6 De beslissing Het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 06.460245/07 Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk in zijn vordering. Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H. Heins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2009.