Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2232

Datum uitspraak2009-07-10
Datum gepubliceerd2009-07-10
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers186551
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Verklaart de Stichting Beeld van Pim c.s. niet-ontvankelijk in hun vorderingen, Veroordeelt de Stichting Beeld van Pim c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van PDP en Hessink’s Veilingen tot op heden begroot op € 1.078,00, Verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 186551 / KG ZA 09-412 Vonnis in kort geding van 26 juni 2009 in de zaak van 1. de stichting STICHTING BEELD VAN PIM, gevestigd te Rotterdam, 2. [eiser], wonende te [woonplaats], 3. [eiser], wonende te [woonplaats], eisers, advocaat mr. R. Zwiers te Schiedam, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PDP VASTGOED GROEP B.V., gevestigd te Rotterdam, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] VEILINGEN B.V., gevestigd te [woonplaats], gedaagden, advocaat mr. F.F. Stiekema te 's-Hertogenbosch. Partijen zullen hierna de Stichting Beeld van Pim c.s. en PDP en [gedaagde]’s Veilingen genoemd worden. Eisers worden afzonderlijk aangeduid met de Stichting Beeld van Pim, [eiser sub 2] en [eiser sub 3]. Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid met PDP respectievelijk [gedaagde]’s Veilingen. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van de Stichting Beeld van Pim c.s. tevens houdende een wijziging van eis - de pleitnota van PDP en [gedaagde]’s Veilingen. 1.2. Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 26 juni 2009 vonnis gewezen. De feiten en de motivering waarop de beslissing in het vonnis steunt, worden hieronder vastgelegd. 2. De feiten 2.1. Na het overlijden van Pim Fortuyn (hierna: Fortuyn) hebben de erven van Fortuyn de nalatenschap, zowel het huis aan het [adres] als ook de zich daarin bevindende roerende zaken verkocht aan [betrokkene], die in 2008 alles heeft doorverkocht aan PDP. 2.2. PDP biedt op 27 juni 2009 op de veiling van [gedaagde]’s Veilingen diverse goederen aan die afkomstig zijn uit het huis van Fortuyn. 2.3. [gedaagde]’s Veilingen heeft een catalogus van de veilingstukken van de veiling van 27 juni 2009 uitgegeven met als titel “Collectie Pim Fortuyn”. 2.4. [eiser sub 2] en [eiser sub 3] zijn bestuursleden van de Stichting Beeld van Pim. 2.5. De doelstelling van de Stichting Beeld van Pim is in artikel 2 lid 1 van haar statuten als volgt geformuleerd: “De stichting heeft ten doel: a. het realiseren, ter nagedachtenis aan de persoon en het gedachtengoed van Pim Fortuyn, van de plaatsing van een standbeeld in Rotterdam van Pim Fortuyn met de hondjes Carla en Kenneth; b. het eveneens ter nagedachtenis aan de persoon en het gedachtengoed van Pim Fortuyn verlenen van hulp, hetzij financieel hetzij op enigerlei ander gebied, aan inwoners van de gemeente Rotterdam, die daarvoor naar de mening van het bestuur, in aanmerking komen; c. al hetgeen met het hiervoor a. en b. genoemde rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.” 2.6. De Stichting Beeld van Pim c.s. hebben PDP en [gedaagde]’s Veilingen tevergeefs verzocht de veiling van 27 juni 2009 geen doorgang te laten vinden. 3. Het geschil 3.1. De Stichting Beeld van Pim c.s. vorderen na wijziging van eis samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: primair de veiling van zaterdag 27 juni 2009 bij [gedaagde]’s Veilingen van de goederen behorende tot de voormalige inboedel van Fortuyn (als genoemd in de catalogus), althans de goederen die geen eigendom waren van Fortuyn bij zijn overlijden, te verbieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom, subsidiair PDP en [gedaagde]’s Veilingen te gelasten over te gaan tot rectificatie van de catalogus van de veilingstukken (kavels), voor zover het betreft goederen welke niet aan Fortuyn persoonlijk (derhalve voor zijn dood) hebben toebehoord, zulks in een landelijk dagblad, als ook op de site van het veilinghuis, onder vermelding van de relevante kavelnummers, op straffe van verbeurte van een dwangsom, primair en subsidiair PDP en [gedaagde]’s Veilingen hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten. 3.2. De Stichting Beeld van Pim c.s. stellen dat PDP en [gedaagde]’s Veilingen jegens hen onrechtmatig handelen, omdat op de veiling goederen worden verkocht die niet van Fortuyn zijn geweest en omdat door de veiling de nalatenschap van Fortuyn versnipperd zal worden. Gelet op het feit dat de veiling de volgende dag is gepland menen De Stichting Beeld van Pim c.s. een spoedeisend belang te hebben. 3.3. PDP en [gedaagde]’s Veilingen voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van de Stichting Beeld van Pim c.s. en is ook niet betwist door PDP en [gedaagde]’s Veilingen. 4.2. Voorop wordt gesteld dat [eiser sub 2] en [eiser sub 3] hun vorderingen zowel als bestuurder van de Stichting Beeld van Pim en als in privé hebben ingesteld. 4.3. PDP en [gedaagde]’s Veilingen hebben primair het verweer gevoerd dat de Stichting Beeld van Pim c.s. niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen omdat zij daarbij geen voldoende belang hebben. PDP en [gedaagde]’s Veilingen hebben daartoe aangevoerd dat uit de statuten van de Stichting Beeld van Pim niet blijkt dat zij als belangenbehartiger kunnen optreden voor het erfgoed van Fortuyn. 4.4. In reactie daarop heeft de Stichting Beeld van Pim gesteld dat zij wel ontvankelijk is, waartoe zij het volgende heeft aangevoerd. Zij stelt dat op de veiling goederen verkocht worden die niet van Fortuyn zijn geweest. Zij meent dat dat een verkeerd beeld geeft van de nalatenschap van Fortuyn, hetgeen schadelijk is voor de nagedachtenis van Fortuyn, welke nagedachtenis de Stichting Beeld van Pim zich conform haar statuten aantrekt. De Stichting Beeld van Pim is van mening dat uit de doelstelling van de stichting in artikel 2 lid 1 sub b en c van de statuten volgt dat zij voldoende belang heeft om ter bescherming van de nalatenschap en de nagedachtenis van Fortuyn op te komen tegen de veiling van de goederen uit de nalatenschap c.q. de inboedel van Fortuyn. Voorts heeft de Stichting Beeld van Pim gesteld dat de stichting ook ten doel heeft het verlenen van hulp aan Rotterdammers die opkomen voor de nagedachtenis en het gedachtegoed van Fortuyn, zodat de stichting [eiser sub 2] en [eiser sub 3], beiden inwoner van Rotterdam, kan bijstaan in hun rechtsstrijd ter voorkoming van de veiling. 4.5. De doelstelling van de Stichting Beeld van Pim is vermeld in artikel 2 van de statuten zoals hiervoor opgenomen onder 2.5. Niet in geschil is dat de doelomschrijving onder artikel 2 lid 1 sub a de stichting geen eigen in rechte te beschermen belang verschaft om tegen de veiling op te treden door het instellen van een vordering als de onderhavige. Tussen partijen is in geschil of een dergelijk belang wel valt af te leiden uit artikel 2 lid 1 sub b en c. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Artikel 2 lid 1 sub b van de statuten formuleert de doelstelling van de Stichting Beeld van Pim aldus dat – kort gezegd – hulp wordt geboden aan inwoners van de gemeente Rotterdam ter nagedachtenis aan de persoon en het gedachtegoed van Pim Fortuyn. Ook als deze doelstelling in de ruimste zin des woords wordt opgevat, overeenkomstig artikel 2 lid 1 sub c, geeft dit geen eigen zelfstandig belang aan de Stichting Beeld van Pim bij het instellen van een vordering als de onderhavige. Het instellen van een dergelijke vordering kan immers niet worden beschouwd als het hulp bieden aan inwoners van de gemeente Rotterdam als bedoeld in dat artikel 2 lid 1 sub b. Reeds op die grond moet de Stichting Beeld van Pim in haar vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Overigens heeft de Stichting Beeld van Pim wel aangevoerd dat zij bezwaar heeft tegen de handelwijze van PDP en [gedaagde]’s Veilingen, maar op geen enkele wijze onderbouwd dat door de veiling van de goederen uit de nalatenschap althans de inboedel van Fortuyn de nagedachtenis aan diens persoon en gedachtegoed zal worden beschadigd. 4.6. Voor zover [eiser sub 2] en [eiser sub 3] hun vordering hebben ingesteld als bestuurder van de Stichting Beeld van Pim, overweegt de voorzieningenrechter dat zij in die hoedanigheid niet als procespartij kunnen optreden en dus in zoverre niet-ontvankelijk verklaard zullen worden. 4.7. Wat betreft de vorderingen van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] in privé is van belang dat [eiser sub 2] en [eiser sub 3] als aanhangers van Fortuyn alleen een emotioneel belang hebben gesteld. Een zuiver emotioneel belang kan, hoe zwaarwegend ook, niet worden aangemerkt als een voldoende rechtens relevant belang als bedoeld in artikel 3:303 BW (vgl. HR 9 oktober 1998, NJ 1998, 853). Nu [eiser sub 2] en [eiser sub 3] in privé bij hun vorderingen eveneens geen in rechte te respecteren belang hebben, zullen zij ook in privé niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Daarnaast is de voorzieningen¬rechter van oordeel dat de door PDP en [gedaagde]’s Veilingen geschonden norm, zou daar al sprake van zijn, niet strekt tot bescherming van de belangen van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] in privé, zodat zij ook om die reden niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen. 4.8. De Stichting Beeld van Pim c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PDP en [gedaagde]’s Veilingen worden begroot op: - vast recht € 262,00 - salaris advocaat € 816,00 Totaal € 1.078,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. verklaart de Stichting Beeld van Pim c.s. niet-ontvankelijk in hun vorderingen, 5.2. veroordeelt de Stichting Beeld van Pim c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van PDP en [gedaagde]’s Veilingen tot op heden begroot op € 1.078,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 26 juni 2009. De feiten en de motivering zijn afzonderlijk vastgelegd op 10 juli 2009.