
Jurisprudentie
BJ2147
Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5829 ANW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5829 ANW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening ANW-uitkering. Geen procesbelang. Dat de Svb inmiddels bij diverse voor bezwaar vatbare besluiten de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling wel heeft gekort op de nabestaandenuitkering, is in het kader van de onderhavige beoordeling van onvoldoende actueel belang om het beroep ontvankelijk te achten.
Uitspraak
08/5829 ANW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 22 augustus 2008, 07/913 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. E.C. Spiering, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2009. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Spiering, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) sedert 1 september 1996. Op deze uitkering wordt het inkomen van appellante als inkomen uit arbeid gedeeltelijk in mindering gebracht. Met appellante is afgesproken dat wordt uitgegaan van een fictief inkomen en dat achteraf wordt bekeken wat de werkelijke inkomsten zijn geweest, waarna herziening van de uitkering plaats kan vinden.
1.2. Bij besluit van 3 april 2007 is aan appellante medegedeeld dat haar inkomen over de periode mei 2006 tot en met december 2006 niet juist is vastgesteld. De bijdrage van de werkgever in de levensloopregeling, zijnde het loonbestanddeel “extra inhouding levensloop”, moet worden aangemerkt als inkomen uit arbeid en is niet aftrekbaar van het inkomen. Hierdoor zijn de maandelijkse inkomsten verhoogd, hetgeen van invloed is op de hoogte van de ANW-uitkering. Bij brief van eveneens 3 april 2007 wordt de terugvordering van de te veel betaalde uitkering ad € 1.512,13 aangekondigd.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 18 september 2007 (hierna: bestreden besluit) is het door appellante ingediende bezwaarschrift tegen het besluit van 3 april 2007 gedeeltelijk gegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het inkomen van appellante wel juist is vastgesteld, maar dat haar ANW-uitkering in verband met dringende redenen niet met terugwerkende kracht in haar nadeel wordt herzien. Dit betekent dat de vordering van € 1.512,13 komt te vervallen. Per eerstvolgende gelegenheid zal het inkomen wel worden herzien.
2.1. In beroep heeft appellante gronden aangevoerd tegen de berekening van het inkomen door de Svb, waarbij de “extra inhouding levensloop” tot het inkomen is gerekend.
2.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante niet-ontvankelijk geacht vanwege het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat appellante in de bezwaarfase feitelijk haar zin heeft gekregen en een gegrondverklaring van haar beroep nergens toe kan leiden. Indien appellante het in de toekomst oneens blijkt te zijn met besluiten van de Svb dan zal zij tegen die besluiten dienen op te komen.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat de Svb louter van de herziening van de uitkering met terugwerkende kracht heeft afgezien, maar dat in de directe toekomst de herziening in stand wordt gelaten. Hierdoor heeft appellante belang bij een andersluidende uitkomst in bezwaar.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad stelt voorop dat sprake is van een procesbelang indien het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.2. Nu bij het bestreden besluit (materieel) volledig tegemoet is gekomen door met betrekking tot de periode in geding de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling niet te korten op de nabestaandenuitkering, kan de uitsluitend op de (toekomstige) berekening van het inkomen gerichte grief niet als een rechtens relevant belang worden aangemerkt.
Dat de Svb inmiddels bij diverse voor bezwaar vatbare besluiten de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling wel heeft gekort op de nabestaandenuitkering, is in het kader van de onderhavige beoordeling van onvoldoende actueel belang om het beroep ontvankelijk te achten.
4.3. Gelet op het bovenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en H.J. de Mooij en L.J.A. Damen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009.
(get.) H.J. Simon.
(get.) B.E. Giesen.
RB