Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2023

Datum uitspraak2009-07-06
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers987908
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Een werkgever verzoekt voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege op de 65ste verjaardag van de werknemer is geëindigd. De ontbinding wordt toegewezen zonder toekenning van een vergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie: Brielle Beschikking op grond van artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Vorm Engineering Delft B.V., gevestigd te Delft, verzoekster, gemachtigde: mr. J.J. van Dort, tegen [verweerder], wonende te [woonplaats], verweerder, gemachtigde: mr. H. Valk. Partijen worden aangeduid als “Van der Vorm” en “[verweerder]”, tenzij anders is vermeld. 1. Het verloop van de procedure De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken: 1. verzoekschrift met producties (ontvangen op 25 mei 2009), 2. verweerschrift, 3. aanvullende producties van Van der Vorm, 4. pleitnota mr. Van Dort. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2009 in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden. 2. De vaststaande feiten 2.1. [verweerder] (geboren op [geboortedatum]) is met ingang van 1 november 2003 bij Van der Vorm in dienst getreden, aanvankelijk voor bepaalde tijd. Daarna is de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet. Zijn salaris bedraagt € 3.055,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en emolumenten. 2.2. Bij vonnis van de kantonrechter te Delft d.d. 23 april 2009 (rolnummer 08/10027) is voor recht verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 10 augustus 2008 is voortgezet en niet per de datum waarop [verweerder] de 65-jarige leeftijd heeft bereikt van rechtswege is komen te eindigen. De loonvorderingen van [verweerder] zijn toegewezen. Van der Vorm is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. 2.3. De laatste feitelijke werkdag van [verweerder] is 10 augustus 2008. 3. Het verzoek 3.1. Van der Vorm verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst, voorzover die althans nog bestaat, te ontbinden wegens veranderde omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] en met compensatie van de proceskosten. 3.2. Kort en zakelijk weergegeven legt Van der Vorm hieraan het volgende ten grondslag. Op grond van allerhande argumenten en met verwijzing naar de rechtsgeleerde discussie daarover in de literatuur, is Van der Vorm van mening dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op de dag dat [verweerder] 65 jaar oud werd. Voor het geval echter dat het vonnis van de kantonrechter te Delft wordt bekrachtigd, dient hij het verzoek in. Daarnaast wijst Van der Vorm erop dat haar onderneming hard is getroffen door de economische crisis en er om die reden geen middelen zijn om een vergoeding aan [verweerder] te voldoen. Uit de brief van haar registeraccountant d.d. 21 juni 2009 wordt aan de hand van cijfers uitgelegd dat er over de eerste vijf maanden van 2009 sprake is van een omzetverlies van € 77.000,--. 4. Het verweer 4.1. [verweerder] verzoekt om bij ontbinding een vergoeding van € 19.800,-- bruto vast te stellen (correctiefactor van 0,5 ingevolge de kantonrechtersrichtlijn), te vermeerderen met het salaris over de fictieve opzegtermijn, kosten rechtens. 4.2. Kort en zakelijk weergegeven voert [verweerder] aan dat de arbeidsovereenkomst nog altijd voortduurt en dat hij na zijn 65e jaar, conform de met Van der Vorm gemaakte afspraken, graag verder had willen werken. Dat wilde Van der Vorm, in strijd met eerdere toezeggingen, niet door middel van voortzetting van zijn dienstverband maar uitsluitend op andere basis, zoals bijvoorbeeld een 0-urencontract. Daar was [verweerder] het niet mee eens en vervolgens zijn de verhoudingen op scherp gezet. [verweerder] heeft slechts een bescheiden pensioen opgebouwd zodat hij groot belang heeft bij voortzetting van het dienstverband. Vanwege het mogelijke einde van het dienstverband wordt hij geconfronteerd met een inkomensachteruitgang van meer dan 55%. Gelet op de gevoerde procedure ziet [verweerder] in dat een toekomstige samenwerking niet meer mogelijk is, zodat hij zich neerlegt bij de gevraagde ontbinding. Wel dient door Van der Vorm aan hem een vergoeding te worden betaald zodat zijn gederfde inkomsten nog enigszins worden gecompenseerd. De door Van der Vorm overgelegde cijfers betreffende het omzetverlies zijn te onduidelijk om een “habe wenig/habe nichts” verweer te kunnen schragen. 5. De beoordeling Opzegverbod 5.1. Gesteld noch gebleken is dat zich een opzegverbod voordoet. Ontbinding 5.2. Partijen blijken het er over eens dat de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk dient te worden ontbonden wegens veranderde omstandigheden. De kantonrechter zal dit dan ook beslissen. Vergoeding 5.3. De kantonrechter overweegt als volgt. Als het vonnis van de Delftse kantonrechter in laatste instantie wordt bekrachtigd, betekent dit dat [verweerder] ongeveer een jaar lang niet heeft hoeven werken maar wel volledig heeft doorbetaald gekregen. In dat geval acht de kantonrechter het niet opportuun om hem een vergoeding toe te kennen, nu deze doorbetaling reeds voldoende compensatie oplevert in de zin van de billijkheidstoets van artikel 7:685 BW. De kantonrechter weegt mee dat de rechtspositie van de 65+ werknemer voorwerp is van maatschappelijke en politieke discussie en dat in de jurisprudentie deze positie bepaald ook nog niet helder is. De kantonrechter acht het niet redelijk dat Van der Vorm mede vanwege deze discussie genoopt zou worden nog een vergoeding te betalen. 5.4. Indien het vonnis van de Delftse kantonrechter uiteindelijk echter zou worden vernietigd dan staat vast (een tussenweg is er niet) dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 10 augustus 2008. In een dergelijk geval is de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet nodig gebleken en wordt niet toegekomen aan de vraag of een vergoeding moet worden opgelegd. 5.5. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat Van der Vorm heeft aangetoond dat haar onderneming vanwege de economische crisis zwaar te lijden heeft. In de processtukken en ter zitting is uitgelegd dat zij op urenbasis als ingenieursbureau sterkteberekeningen maakt en constructies ontwerpt voor architecten en bouwondernemingen. Gecombineerd met het algemeen bekende feit dat de bouwsector een zeer forse terugval in omzet ervaart, acht de kantonrechter het door Van der Vorm ingebrachte en door haar registeraccountant uitgelegde cijfermateriaal, voldoende overtuigend om te oordelen dat er geen ruimte is voor een vergoeding ten behoeve van [verweerder]. 5.6. Nu geen vergoeding wordt vastgesteld, behoeft aan Van der Vorm geen intrekkingstermijn te worden vergund. Proceskosten 5.7. Partijen dienen de proceskosten voor eigen rekening te houden. 6. De beslissing De kantonrechter: ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk wegens veranderde omstandigheden met ingang van 7 juli 2009, namelijk voor het geval definitief in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst na 10 augustus 2008 heeft voortgeduurd, bepaalt dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening houden, wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.