
Jurisprudentie
BJ1967
Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers73996 / HA RK 09-54
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers73996 / HA RK 09-54
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wrakingsverzoek afgewezen.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 73996 / HA RK 09-54
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 8 juli 2009
in de zaak van
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
bijgestaan door drs. [A].
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 24 juni 2009, waaruit blijkt dat verzoeker de meervoudige kamer van deze rechtbank, bestaande uit mrs. [de rechters], wenst te wraken;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 24 juni 2009.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Het standpunt van verzoeker
1.1 Ter zitting van de meervoudige kamer inzake de behandeling van de bezwaren tegen de lijst geldelijke regelingen d.d. 24 juni 2009 heeft drs. [A] namens verzoeker de leden van de meervoudige kamer gewraakt. Hij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat de rechtbank in een tussenvonnis ten onrechte heeft beslist dat de datum van tervisielegging van het plan van toedeling als peildatum heeft te gelden. In de tweede plaats is namens verzoeker aangevoerd dat de rechtbank de heer [Z] niet als deskundige had mogen benoemen, aangezien de heer [Z] niet kan worden beschouwd als een onpartijdige deskundige.
1.2 Ter zitting van de wrakingskamer d.d. 24 juni 2009 heeft drs. [A] aangevoerd dat partijen december 2006 als peildatum zijn overeengekomen en dat de rechtbank derhalve ten onrechte beslist heeft om de datum van tervisielegging van het plan in 1996 als peildatum aan te wijzen. Naar de mening van drs. [A] kan de civiele rechter als lijdelijke rechter een dergelijke afspraak tussen partijen niet naast zich neerleggen. Dit klemt volgens drs. [A] temeer nu er geen beroepsmogelijkheden voor verzoeker zijn in het kader van de Herinrichtingswet.
1.3 Voorts heeft de rechtbank volgens drs. [A] de schijn van partijdigheid gewekt door een deskundige te benoemen die verbonden is aan het Bureau [H], een dochter van [G]. [G] heeft zich volgens drs. [A] bezig gehouden met de ontwikkeling van het Grevelingkanaal en heeft ook overigens werkzaamheden verricht voor de herinrichting. Op het moment van het benoemen van [Z] als deskundige waren er geen bezwaren, de bezwaren zijn volgens drs. [A] pas na het concept rapport bekend geworden. De bezwaren zijn vervolgens schriftelijk en op de mondelinge behandeling van 24 juni 2009 door drs. [A] kenbaar gemaakt aan de rechtbank. Namens verzoeker is aangevoerd dat de rechtbank ter zitting nog niet op de geuite bezwaren heeft beslist.
2. Het standpunt van de rechters van de meervoudige kamer
De rechters van de meervoudige kamer, mrs. [de rechters], hebben mondeling aangegeven niet te zullen berusten in de wraking en af te zien van het recht om gehoord te worden.
3. Het standpunt van de rechthebbenden
Mr. Haring, vertegenwoordigende de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft zich verzet tegen de wraking. Zij acht de door [A] aangevoerde gronden onjuist en deze gronden kunnen naar haar mening niet leiden tot toewijzing van het onderhavige verzoek. Allereerst is er volgens mr. Haring geen overeenkomst tussen partijen gesloten omtrent de peildatum. Voorts is er geen sprake van partijdigheid van de deskundige. Bureau [H], waaraan de heer [Z] verbonden is, is wel een dochter van [G], maar dat doet niet af aan de onpartijdigheid van [Z]. De heer [Z] is als deskundige ingeschreven in het deskundigenregister en onderworpen aan tuchtrecht. Tevens zijn er niet veel deskundigen op dit gebied en bijna alle deskundigen zijn op enigerlei wijze verknocht.
4. De beslissing
4.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechters, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2 Het onderhavige verzoek tot wraking richt zich op laatstgenoemd onderdeel.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 1. weergegeven leveren naar het oordeel van de rechtbank niet een uitzonderlijke omstandigheid op die grond geeft te vrezen dat het de meervoudige kamer wier wraking wordt verzocht aan onpartijdigheid ontbreekt noch is de schijn van partijdigheid voor verzoeker gewekt.
4.3 Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat het eerste argument van verzoeker geen grond voor wraking kan opleveren. De beslissing omtrent de peildatum is vastgelegd in een tussenvonnis, thans een onherroepelijke rechterlijke beslissing. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd kan derhalve geen omstandigheid opleveren als hiervoor bedoeld.
4.4 Voorts is de rechtbank van oordeel dat het tweede argument van verzoeker tevens geen wrakingsgrond oplevert. Er bestaat bij verzoeker kennelijk vrees voor een ongewenste uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft echter op de bezwaren van verzoeker nog niet beslist. Er zijn door verzoeker geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat bij het nemen van die beslissing de onpartijdigheid in het gedrang is gekomen.
5. Slotsom
De wrakingskamer van de rechtbank zal het wrakingsverzoek afwijzen.
De beslissing
De rechtbank
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Bepaalt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de rechters mrs. [de rechters] en mr. L.A.H. Haring.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van der Meer, C.M.M. Oostdam en B.R. Tromp, bijgestaan door mr. S.J.S. Koekkoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009 en door mr. A van der Meer en de griffier ondertekend.?