Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1912

Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809029/1/H1 en 200809031/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van de kantoor- en de zolderruimte op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200809029/1/H1 en 200809031/1/H1. Datum uitspraak: 8 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 oktober 2008 in zaken nrs. 08/3120 en 08/3121, en het hoger beroep van: [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 oktober 2008 in zaak nr. 08/3183, in het geding tussen: [appellant sub 1] en [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] en het college van burgemeester en wethouders van Deurne. 1. Procesverloop Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van de kantoor- en de zolderruimte op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] (hierna: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 31 oktober 2008, verzonden op 4 november 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover van belang, het door [appellant sub 1] tegen het besluit van 26 augustus 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Bij uitspraak van 31 oktober 2008, verzonden op 4 november 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] tegen het besluit van 26 augustus 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2008, hoger beroep ingesteld. Bij dezelfde brief hebben [appellanten] hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ingesteld. De gronden van de hoger beroepen zijn aangevuld bij brief van 14 januari 2009. [vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [vergunninghouder] en [appellant sub 1], [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2009, waar [appellant sub 1] en [appellanten], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. F.P.G. Ricken-Cleven en T.H.J. Corstens, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], bijgestaan door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, ter zitting gehoord. 2. Overwegingen 2.1. De hoger beroepen beperken zich tot de verleende vrijstelling en bouwvergunning voor zover deze betrekking hebben op het op de begane grond uitbreiden van de woning ten behoeve van het gebruik als kantoorruimte. 2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Walsberg" rust op het perceel de bestemming "Woongebied 2". De als zodanig bestemde gronden zijn ingevolge artikel 4.1 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, bestemd voor aan-huis-verbonden beroepen. Ingevolge artikel 1, onder 1, van de planvoorschriften wordt onder aan-huis-verbonden beroep verstaan het aan huis uitoefenen van een dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder aan-huis-verbonden beroepen worden onder andere verstaan: dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch gebied, zoals huisarts, advocaat, pedicure, fysiotherapeut, verzekeringsagent, architect en dergelijke. Ingevolge artikel 4.2.7, onder b, van de planvoorschriften zijn bij woningen aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits: 1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit; 2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot maximaal 60 m²; 3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening; 4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; 5. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand. Ingevolge artikel 4.2.9, onder a, van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.7, onder b, sub 2, tot maximaal 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het perceel. 2.3. Op het perceel zijn een accountants- en belastingadviesbureau en een administratiekantoor gevestigd, dat [vergunninghouder] respectievelijk zijn echtgenote exploiteren. Het administratiekantoor heeft vijf parttime medewerkers in dienst. Het bouwplan voorziet, voor zover hier van belang, in het uitbreiden van een kamer met - volgens partijen - 12 m² ten behoeve van het bedrijf van [vergunninghouder]. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Walsberg" wat betreft de oppervlakte van de woning dat gebruikt wordt voor aan-huis-verbonden beroepen en wat betreft de afstand tot de zijdelingse perceelgrens. Om realisering van het bouwplan mogelijk te maken heeft het college hiervoor met toepassing van artikel 4.2.9, onder a, van de planvoorschriften, wat betreft de overschrijding van de oppervlakte voor het gebruik ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen, en artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wat betreft de ligging ten opzichte van de perceelsgrens, vrijstelling verleend. 2.4. [appellant sub 1] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet bevoegd was om met toepassing van artikel 4.2.9, onder a, van de planvoorschriften vrijstelling te verlenen ten behoeve van de uitbreiding van de woning. Hij betoogt dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de woning niet langer in overeenstemming is met de woonfunctie, zodat geen sprake meer is van aan-huis-verbonden beroepen. Volgens [appellant sub 1] wordt de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de woning met name aangetast door de aanzienlijke toename van verkeersbewegingen en de behoefte aan parkeerplaatsen die realisering van de uitbreiding met zich zal brengen. 2.4.1. Dit betoog faalt. De uitbreiding van de woning ziet op de uitbreiding van kantoorruimte ten behoeve van het accountants- en belastingadviesbureau van [vergunninghouder] dat voorheen niet op het perceel gevestigd was. Dat door de uitbreiding twee bedrijven ter plaatse functioneren leidt, anders dan [appellant sub 1] stelt, niet tot het oordeel dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de woning niet langer in overeenstemming met de woonfunctie is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de uitbreiding van de woning slechts 12 m² betreft en niet is gebleken, hetgeen [appellant sub 1] desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, dat de woning niet in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Wat betreft de door [appellant sub 1] gestelde verslechtering van de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse na realisering van het bouwplan, geldt dat het aantal van acht op eigen terrein aanwezige parkeerplaatsen, waarvan zes zakelijke en twee parkeerplaatsen voor privé gebruik, - naar niet is weersproken - voldoet aan het aantal benodigde parkeerplaatsen volgens de aanbevelingen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (crow). Voorts heeft de uitbreiding niet tot gevolg dat het aantal medewerkers toeneemt, zodat geen sprake zal zijn van een grote verkeersaantrekkende werking van het bouwplan. Daarbij is verder van belang dat onweersproken is gesteld dat de aard van de door [vergunninghouder] te verrichten werkzaamheden met zich brengt dat hij zelf zijn cliënten bezoekt en weinig cliënten de woning bezoeken. 2.5. Voorts faalt het betoog van [appellant sub 1] dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan. Aan de door [appellant sub 1] gestelde verslechtering van de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse heeft het college, gelet op overweging 2.4.1, terecht niet meer belang gehecht dan aan het belang van [vergunninghouder] bij realisering van de uitbreiding. Dat - naar [appellant sub 1] heeft gesteld - enkele van de op het perceel aanwezige parkeerplaatsen zonder toestemming op gronden van de gemeente zouden zijn gerealiseerd, kan in deze procedure niet aan de orde komen en doet derhalve aan het vorenstaande niet af. 2.6. Aan het oordeel van de rechtbank inzaak nr. 08/3183, dat overeenkomt met het oordeel van de voorzieningenrechter in zaken nrs. 08/3120 en 08/3121, zijn dezelfde overwegingen ten grondslag gelegd als aan dat van de voorzieningenrechter. Nu [appellanten] tegen de uitspraak van de rechtbank dezelfde gronden hebben aangevoerd als [appellant sub 1] falen deze gronden, gelet op het voorgaande, eveneens. 2.7. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraken. Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Wortmann w.g. Soede lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009 163-270-552.