
Jurisprudentie
BJ1905
Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809488/1/M1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809488/1/M1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) zijn beslissing om op 7 september 2008 jegens [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 60,00) voor rekening van [appellant] komen.
Uitspraak
200809488/1/M1
Datum uitspraak: 8 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) zijn beslissing om op 7 september 2008 jegens [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 60,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.N. Sloote, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Utrecht 2004 (hierna: Afvalstoffenverordening 2004) stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge uitvoeringsbesluit XII van het Verzameluitvoeringsbesluit dat is vastgesteld krachtens de Afvalstoffenverordening 2004, wordt het restafval en GFT-afval dat bij elk perceel afzonderlijk wordt ingezameld op vrijdag in de Douwes Dekkerstraat opgehaald en kan dit afval vanaf 21.30 uur op de dag voorafgaand aan de dag van inzameling worden aangeboden maar uiterlijk vóór 08.00 uur op de dag van inzameling.
2.2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met afvalstoffen, die op zondag 7 september 2008 is aangetroffen in de Douwes Dekkerstraat te Utrecht. Volgens het college is de huisvuilzak, blijkens daarin aangetroffen materiaal met adresgegevens van [appellant], afkomstig van [appellant] en heeft hij deze in strijd met artikel 20, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2004 ter inzameling aangeboden.
2.3. [appellant] betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aangetroffen afvalstoffen door hem op een onjuist tijdstip ter inzameling zijn aangeboden. Hij betoogt dat hij zijn huishoudelijk afval op vrijdag 5 september 2008 in de ochtend heeft aangeboden. Bij thuiskomst 's avonds constateerde [appellant] dat de vuilniszakken in zijn deel van de Douwes Dekkerstraat niet waren opgehaald. Omdat het telefonisch melden van het niet ophalen van de vuilniszakken in het weekeinde niet mogelijk is en [appellant] verwachtte dat de gemeente Utrecht de vuilniszakken de volgende dag alsnog zou ophalen, heeft hij zijn vuilniszak laten staan. Volgens [appellant] heeft het college in strijd met de op hem rustende verplichting op vrijdag 5 september 2008 nagelaten in zijn deel van de Douwes Dekkerstraat het huisvuil op te halen. [appellant] legt twee verklaringen over van buurtbewoners die deze stelling bevestigen.
2.4. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de overtreder de kosten verschuldigd die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.5. De Afdeling is, gelet op de verklaringen van de buurtbewoners van [appellant] welke het college ook niet betwist, van oordeel dat vaststaat dat op vrijdag 5 september 2008 in het door [appellant] bewoonde deel van de Douwes Dekkerstraat geen vuilniszakken zijn opgehaald. [appellant] heeft, blijkens de stukken en hetgeen hij ter zitting heeft verklaard, zijn vuilniszak vrijdagavond 5 september 2008 buiten laten staan in het vertrouwen dat deze zaterdag 6 september 2008 wel zou worden opgehaald. Hij is het hele weekeind thuis geweest en heeft zich er niet van vergewist of de vuilniszak op 6 september 2008 inderdaad is opgehaald. Dit heeft ertoe geleid dat de vuilniszak ook zaterdag 6 september 2008 en zondag 7 september 2008 buiten is blijven staan totdat deze in de loop van laatstgenoemde dag door de inzameldienst is aangetroffen en verwijderd.
Dit alles betekent, ook al heeft de inzameldienst de vuilniszak van [appellant] op 5 september 2008 ten onrechte niet opgehaald, dat [appellant] artikel 20, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2004 heeft overtreden. Voorts heeft het college, nu [appellant] er niet zonder meer van mocht uitgaan dat zijn vuilniszak alsnog op zaterdag 6 september 2008 zou worden opgehaald, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten ten laste van [appellant] behoorden te komen.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009
191-209.