Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1879

Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808869/1/M1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) de locatie nr. M2-52 te Amsterdam vastgesteld voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval. Dit besluit is op 23 oktober 2008 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200808869/1/M1. Datum uitspraak: 8 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [plaats], en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) de locatie nr. M2-52 te Amsterdam vastgesteld voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval. Dit besluit is op 23 oktober 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2008, beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2009, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door M. Benningen en P.F. Starreveld, beiden werkzaam bij het stadsdeel, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het dagelijks bestuur betoogt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift pas op 9 december 2008 bij de Raad van State is ontvangen, terwijl de beroepstermijn afliep op 5 december 2008. 2.2. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 2.2.1. Uit het poststempel op de enveloppe, dat als datum 30 november 2008 vermeldt, blijkt dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Nu het beroepschrift binnen een week na het verstrijken van de termijn bij de Raad van State is ontvangen, is er geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te achten. 2.3. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Oost-Watergraafsmeer 2004 (hierna: de ASV) kan in het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen inzameling plaatsvinden nabij de percelen. Ingevolge het tweede lid stelt het dagelijks bestuur plaatsen vast waar huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling nabij de percelen dienen te worden aangeboden. Op grond van het derde lid moeten de op grond van het tweede lid aangewezen locaties voldoen aan de criteria, gesteld in Bijlage 1 behorend bij de ASV. 2.4. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige betrekt het dagelijks bestuur onder meer de volgende in Bijlage 1, onder I, van de ASV opgenomen uitgangspunten: een maximale loopafstand vanaf de woning tot restafvalcontainers van 75 meter, het veilig kunnen stoppen door inzamelvoertuigen om te legen, het zodanig plaatsen van containers dat de afstand van de gevel tot de inwerpopening minimaal 3 meter is, het zodanig plaatsen van containers dat tijdens de lediging geen gevaar voor omstanders en personeel ontstaat, het niet hoeven omleggen van hoofdleidingen van het riool, het zodanig kiezen van locaties dat kabels en leidingen zo min mogelijk hoeven te worden verlegd, het zodanig plaatsen van containers dat de gebruikers ervan geen gevaar opleveren voor langsrijdend verkeer en omgekeerd en het goed bereikbaar zijn van aanbiedlocaties voor voetgangers en fietsers. 2.5. Het dagelijks bestuur heeft bij het bestreden besluit de locatie gewijzigd ten opzichte van het ter inzage gelegde ontwerpbesluit om de risico's voor de verkeersveiligheid te verkleinen. Het voorgestelde alternatief voor [locatie 1 en 2] is volgens het dagelijks bestuur geen optie omdat daarmee het verkeer op de kruising Wethouder Frankeweg/Middenweg wordt belemmerd. Het achteropkomend verkeer zou niet in staat zijn het inzamelvoertuig te passeren omdat ter hoogte van de locatie een vluchtheuvel is gesitueerd, aldus het dagelijks bestuur. 2.6. [appellant] kan zich niet verenigen met de aanwijzing van de locatie [nr] op de Wethouder Frankeweg ter hoogte van [huisnummer]. Volgens [appellant] had het dagelijks bestuur in het bestreden besluit inhoudelijk moeten ingaan op de door hem voorgestelde alternatieve locatie bij de aan de overkant gelegen wasserette aan de Wethouder Frankeweg ter hoogte van [huisnummer]. Volgens [appellant] is deze laatste locatie te verkiezen uit een oogpunt van beperking van overlast door de container en daarmee verlies aan woongenot. 2.6.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gebruik van de ondergrondse afvalcontainer geen grote geluid- of stankoverlast oplevert en dat vanwege de geringe grootte van de inwerpzuil van de ondergrondse afvalcontainer (65 x 55 x 85 centimeter) evenmin behoeft te worden gevreesd voor grote visuele hinder. Dit laatste geldt voor [appellant] te minder nu hij uitsluitend vanuit zijn keuken zicht op de containers heeft. Daar komt bij dat de afstand tussen de gevel van de woning van [appellant] en de containers ruim 4 meter bedraagt, waarmee wordt voldaan aan het in Bijlage 1 onderdeel I, van de ASV gestelde criterium dat de afstand van de gevel tot de inwerpopening minimaal 3 meter is. Het dagelijks bestuur heeft voorts aannemelijk gemaakt dat de alternatieve locatie bij de wasserette aan de Wethouder Frankeweg niet goed uitvoerbaar is nu deze gelet op de nabijheid van een kruising in strijd zou zijn met het in onderdeel I, van de ASV genoemde criterium dat inzamelvoertuigen veilig moeten kunnen stoppen om te legen. 2.6.2. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het dagelijks bestuur, rekening houdend met de betrokken aspecten en de voorgestelde alternatieve locaties, bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot aanwijzing van locatie [nr.] te [plaats] als locatie voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval heeft kunnen komen. 2.7. Het beroep is ongegrond. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009 195-209.