Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1819

Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900120-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft het slachtoffer bedreigd door met een pistool in de richting van zijn hoofd te wijzen en dit pistool ook daadwerkelijk tegen het hoofd van het slachtoffer te zetten. Door zijn handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. [...] Dat verdachte het slachtoffer er mogelijk op wilde wijzen geen vuurwapens in zijn huis te dulden, is begrijpelijk, maar de wijze waarop is niet acceptabel. Verdachte had beter moeten weten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging wel in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder die week zelf slachtoffer is geworden van een schietincident. Zie ook LJN: BJ1817 en BJ1818.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector strafrecht Meervoudige kamer Parketnummer 09/900120-09 Datum uitspraak: 7 juli 2009 (Verkort vonnis) De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte [D]], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Zuid West, De Dordtse Poorten" te Dordrecht. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juni 2009, ter voortzetting van de terechtzitting van 18 mei 2009. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie, mr. H. de Koning, heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het in beslag genomen voorwerp. De tenlastelegging. Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft een of meer wapens van categorie II, te weten een pistool (6.35 mm, merk Tanfoglio, maar voorzien van het merk Astra), en/of bij dat wapen behorende munitie van categorie III voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie 2. hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft [B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [B] gericht en/of een vuurwapen tegen het hoofd van die [B] gezet/gehouden; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de door de officier van justitie gewijzigde dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat: 1. hij op 05 februari 2009 te Delft een wapen van categorie II, te weten een pistool 6.35 mm, merk Tanfoglio, maar voorzien van het merk Astra, en bij dat wapen behorende munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. 2. hij op 05 februari 2009 te Delft [B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [B] gericht en tegen het hoofd van die [B] gezet; zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad. Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat van bedreiging door verdachte met het wapen geen sprake is geweest Verdachte is van Antilliaanse afkomst en het is een feit van algemene bekendheid dat Antillianen met heftige armgebaren hun woorden kracht bijzetten. Dat is ook in dit geval gebeurd. [Verdachte] heeft, nadat hij hoorde dat [B] een vuurwapen bij zich droeg, [B] gevraagd dat vuurwapen aan hem, verdachte, te geven, waarna verdachte met drukke armgebaren [B] duidelijk heeft gemaakt een dergelijk wapen niet in zijn huis te dulden. Van bedreiging of het richten op het hoofd van [B] is daarom volgens de verdediging geen sprake geweest. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hieromtrent het volgende. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het vuurwapen in de richting van het hoofd van [B] heeft gehouden en op enig moment ook tegen het hoofd van [B] heeft gezet. Dit verklaren zowel het slachtoffer [B](1) zelf als getuige [E](2), getuige [C] (bij de rechter-commissaris) en getuige [F](3) Het slachtoffer en de drie hiervoor genoemde getuigen hebben allen het handelen van verdachte als een gerichte actie aangemerkt. Het verweer dat verdachte slechts met drukke armgebaren zijn woorden kracht heeft bijgezet, verwerpt de rechtbank derhalve. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is strafbaar nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft het slachtoffer bedreigd door met een pistool in de richting van zijn hoofd te wijzen en dit pistool ook daadwerkelijk tegen het hoofd van het slachtoffer te zetten. Door zijn handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Het voorhanden hebben (ook al is dat voor korte tijd) van illegale wapens met de daarbij behorende munitie en het daadwerkelijk gebruikmaken van zo’n wapen is een ernstig delict waar streng tegen wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat. De rechtbank rekent verdachte de feiten dan ook zwaar aan, temeer omdat verdachte een vuurwapen (met scherpe munitie) gebruikte enkele dagen na de schietpartij waarvan hij zelf slachtoffer is geworden. Dat verdachte het slachtoffer er mogelijk op wilde wijzen geen vuurwapens in zijn huis te dulden, is begrijpelijk, maar de wijze waarop is niet acceptabel. Verdachte had beter moeten weten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging wel in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder die week zelf slachtoffer is geworden van een schietincident. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 februari 2009; - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 18 mei 2009 van Palier forensische & intensieve zorg; Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatie Register blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke delicten te plegen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Uit het voorlichtingsrapport blijkt dat verdachte op 23-jarige leeftijd naar Nederland is gekomen. Door omgang met vrienden die in het criminele circuit verbleven, raakte verdachte in de problemen. Uit het rapport blijkt dat verdachte zijn problemen externaliseert; hij zoekt de oorzaak van de ontstane problemen niet bij zichzelf maar schuift ze af op zijn (criminele) vriendenkring. Verdachte is niet in staat om kritisch naar zichzelf te kijken en weigert elk hulpaanbod. Gelet op deze houding kan de reclassering geen plan van aanpak opstellen en acht zij een verplicht reclasseringscontact niet geïndiceerd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich op geen enkele wijze kan vinden in de conclusies van het rapport. De rechtbank betreurt met de opstellers van het voorlichtingsrapport dat verdachte niet inziet dat hij met behulp van de daarvoor ingerichte instanties kan werken aan een beter bestaan. Het opleggen van verplicht reclasseringstoezicht moet echter zinloos worden geacht. Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf, waarbij zij, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten, het verzoek van de raadsman om de straf deels uit een werkstraf te laten bestaan, passeert. Beslag De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het in beslag genomen voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer. Verdachte heeft ter terechtzitting alsnog afstand gedaan van de onder hem in beslag genomen goederen. De rechtbank behoeft derhalve over het beslag geen beslissing meer te nemen. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht; - 26, 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: 1. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. 2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 6 februari 2009, in voorlopige hechtenis gesteld op: 9 februari 2009, heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is gewezen door mrs Eisses, voorzitter, Royakkers en Van den Steenhoven-Blanken, rechters, in tegenwoordigheid van Boel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2009. Mr. Van den Steenhoven-Blanken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. 1 Proces-verbaal van verhoor, blz 260 en 272 2 Proces-verbaal van verhoor, blz. 264 3 Proces-verbaal van verhoor blz. 269