
Jurisprudentie
BJ1818
Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900121-09
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900121-09
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte was in het illegale bezit van een geladen pistool met daarbij behorende scherpe munitie. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen speciaal heeft aangeschaft naar aanleiding van de schietpartij begin februari 2009, waarbij [....] [D] was betrokken. Het illegaal voorhanden hebben van (vuur)wapens met de daarbij behorende munitie is een ernstig delict waar streng tegen wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte na de schietpartij van begin februari 2009 een vuurwapen met scherpe munitie heeft aangeschaft, terwijl hij door deze schietpartij toch beter had moeten weten. Zie ook LJN: BJ1817 en BJ1819.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/900121-09
Datum uitspraak: 7 juli 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres],
gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Rijnmond, Hoogvliet stadsgevangenis" te Rotterdam.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juni 2009, ter voortzetting van de terechtzitting van 18 mei 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.L.A.M. Le Cocq d’Armandville, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie, mr. H. de Koning, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 wordt vrijgesproken en ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is - na wijziging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te
weten een pistool (kaliber 9mm, merk CZ), en/of voor dat wapen geschikte
munitie (categorie III) voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, [X] en/of/althans één of meer
(onbekend gebleven) perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans een maal, met
een vuurwapen in de lucht geschoten;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft een of meer wapens van categorie
II, te weten een pistool (6.35 mm, merk Tanfoglio, maar voorzien van het merk Astra),
en/of bij dat wapen behorende munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 heeft begaan. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 1 en 2 het volgende.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn, voor zover voor de beoordeling tot vrijspraak relevant, de volgende feiten aannemelijk geworden:
Medeverdachte [D] is begin februari 2009 neergeschoten door, naar hij heeft verklaard, een man die bekend staat onder de naam [Y]. Vrienden van medeverdachte [D] vreesden een nieuwe aanslag en zij wilden [D] beschermen. Om die reden waren zij op 5 februari 2009 aanwezig in het huis van [D] aan het [adres] te Delft. Toen verdachte samen met drie anderen, onder wie medeverdachte [A], in de loop van de avond naar buiten ging, zag hij net buiten het [adres] een voor hem onbekende donkergetinte man met een hond lopen.
Verdachte heeft drie keer vanaf een afstand aan de man gevraagd wie hij was, waarop de man niet reageerde. Verdachte verklaart dat zijn vrienden de man aanvankelijk helemaal niet zagen. Pas toen verdachte zich na het tevergeefs aanspreken van de man naar zijn vrienden omdraaide met de vraag: ‘Wat is dit?’ zag verdachte medeverdachte [A] een pistool pakken om daarmee vrijwel direct enige malen in de lucht te schieten. Verdachte is daarvan enorm geschrokken, temeer nu hij – naar eigen zeggen – niet wist dat medeverdachte [A] een vuurwapen bij zich had.
Voor het aannemen van medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking bij de tenlastegelegde feiten door de daders. Hiervan is de rechtbank niet gebleken. Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat de anderen, onder wie verdachte, bekend waren met het feit dat medeverdachte [A] een wapen op zak had. Evenmin is gebleken dat er vooraf een plan was iemand te bedreigen en het wapen daadwerkelijk te gebruiken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de door de officier van justitie ter terechtzitting gewijzigde dagvaarding onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande,
dat:
3.
hij op 05 februari 2009 te Delft een wapen van categorie II, te weten een pistool 6.35 mm, merk Tanfoglio, maar voorzien van het merk Astra, en bij dat wapen behorende munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was in het illegale bezit van een geladen pistool met daarbij behorende scherpe munitie. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen speciaal heeft aangeschaft naar aanleiding van de schietpartij begin februari 2009, waarbij de eerder genoemde [D] was betrokken. Het illegaal voorhanden hebben van (vuur)wapens met de daarbij behorende munitie is een ernstig delict waar streng tegen wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte na de schietpartij van begin februari 2009 een vuurwapen met scherpe munitie heeft aangeschaft, terwijl hij door deze schietpartij toch beter had moeten weten.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 februari 2009;
- een gespreksaantekening van Palier forensische en intensieve zorg d.d. 9 februari 2009 in het kader van vroeghulp;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 14 mei 2009 van Palier forensische & intensieve zorg.
Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatie Register blijkt dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld tot vrijheidsstraffen.
Deze veroordelingen hebben verdachte niet weerhouden van het opnieuw plegen van een ernstig delict in het kader van de Wet wapens en munitie. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Uit het voorlichtingsrapport blijkt dat verdachte al jarenlang kampt met verslavingsproblematiek. Door deze verslavingsproblematiek, die zich al openbaarde in de jeugdjaren van verdachte, was verdachte niet in staat om vorm aan zijn leven te geven, was hij ernstig verwaarloosd en jarenlang dakloos. Toch is het verdachte thans gelukt om huisvesting te regelen. Verdachte heeft een dochter, met wie het contact inmiddels weer is hervat; verdachte wil dit contact verder uitbouwen. Bij een langere detentie dan de tijd die verdachte nu al in voorarrest heeft doorgebracht, zal verdachte zijn huidige woning weer kwijtraken met alle negatieve gevolgen van dien. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte graag afstand wil nemen van zijn verleden.
De rechtbank acht dit prijzenswaardig, maar zet vraagtekens bij de haalbaarheid van dit voornemen, gelet op de vele mislukte hulppogingen die in het voorlichtingsrapport zijn vermeld.
De rechtbank wil verdachte een laatste kans geven, waarbij hij hulp krijgt in een verplicht kader en geheel conform voornoemd advies van Palier.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in een vrijheidsstraf, die gelijk is aan het voorarrest. Daarbij zal aan verdachte voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren en een bijzondere voorwaarde, waarvan de inhoud nader is uitgewerkt in het dictum.
De rechtbank komt hiermee, nu zij verdachte vrijspreekt van zowel feit 1 als feit 2, uit op een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c,14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem hiervan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 167 (HONDERDZEVENENZESTIG) DAGEN
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 30 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens GGZ Reclassering Palier/Palier forensische en intensieve zorg te ’s Gravenhage, ook als die voorschriften inhouden dat verdachte behandeling bij De Waag, de ambulante verslavingszorg en de Forensische Polikliniek van Palier of soortgelijke instellingen ondergaat, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 6 februari 2009,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 9 februari 2009,
in vrijheid gesteld op: 23 juni 2009
Dit vonnis is gewezen door
mrs Eisses, voorzitter,
Royakkers en Van den Steenhoven-Blanken, rechters,
in tegenwoordigheid van Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2009.
Mr, Van den Steenhoven-Blanken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.