Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1817

Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900124-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft het slachtoffer bedreigd door met een pistool enkele malen in de lucht te schieten. Dit is een zeer ernstig feit, temeer omdat het slachtoffer, die een volstrekt onbekende voor verdachte was en geen enkele aanleiding tot dit feit heeft gegeven, zich zeer bedreigd heeft gevoeld. Zie ook LJN: BJ1818 en BJ1819.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector strafrecht Meervoudige kamer Parketnummer 09/900124-09 Datum uitspraak: 7 juli 2009 (Verkort vonnis) De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland, De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juni 2009, ter voortzetting van de terechtzitting van 18 mei 2009. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.B. Brouwer, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie, mr. H. de Koning, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact, cova-training en behandeling bij Forensische Polikliniek van Palier. De tenlastelegging. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten een pistool (kaliber 9mm, merk CZ), en/of voor dat wapen geschikte munitie (categorie III) voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie 2. hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [X] en/of/althans één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans een maal, met een vuurwapen in de lucht geschoten; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat: 1. hij op 05 februari 2009 te Delft een wapen van categorie II, te weten een pistool kaliber 9mm, merk CZ en voor dat wapen geschikte munitie categorie III voorhanden heeft gehad; 2. hij op 05 februari 2009 te Delft [X] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, met een vuurwapen in de lucht geschoten. zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad. Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte bij het begaan van de bewezenverklaarde feiten heeft gehandeld in bewuste en nauwe samenwerking met zijn daar ter plekke aanwezige vrienden. Uit de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaringen van medeverdachten [B] en [C] blijkt dat zij in het geheel niet op de hoogte waren van het feit dat verdachte een vuurwapen bij zich had. Evenmin blijkt dat er een plan was om het vuurwapen daadwerkelijk te gebruiken. De rechtbank spreekt dan ook met betrekking tot het bewezenverklaarde van een éénmansdaad. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. Strafbaarheid van de verdachte. De raadsman heeft ter terechtzitting met betrekking tot feit 2 een beroep gedaan op putatief noodweer. Hij heeft dit beroep onderbouwd met de stelling dat verdachte, toen hij die bewuste avond van de vijfde februari 2009 met wat vrienden onder meer sigaretten wilde halen, in de veronderstelling verkeerde dat de ter plaatse met zijn hond wandelende [X] een zodanige bedreiging vormde, dat verdachte ter voorkoming van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [X] zich mocht verdedigen door met zijn pistool enige malen in de lucht te schieten. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn, voor zover voor de beoordeling van het verweer van belang, de volgende feiten aannemelijk geworden: Medeverdachte [D] is begin februari 2009 neergeschoten door, naar hij heeft verklaard, een man die bekend staat onder de naam [Y]. Verdachte kende deze [Y] niet van gezicht maar er was hem wel verteld hoe de schutter er ongeveer uitzag. Vrienden van medeverdachte [D] vreesden een nieuwe aanslag en zij wilden [D] beschermen. Om die reden waren zij op 5 februari 2009 aanwezig in het huis van [D] aan het [adres] te Delft. Verdachte was al enige tijd in het bezit van een pistool met munitie en had dat ook die bewuste avond bij zich, naar zijn zeggen ter bescherming. Door de schietpartij eerder die week was iedereen de betreffende avond gespannen. Toen verdachte met drie anderen, onder wie de medeverdachte [B], zich later op de avond naar buiten begaf, zag [B] net buiten het [adres] een voor hem onbekende donkergetinte man met een capuchon op met een hond lopen. [B] riep tot drie keer toe tegen de man: “Wie ben jij?”,maar de man reageerde daar niet op. In de beleving van verdachte voldeed de man aan het signalement van [Y], hetgeen nog werd versterkt doordat de man zich omdraaide en in het Antilliaans iets riep, naar verdachte aannam tegen iemand in de bosjes. Hierop heeft verdachte het pistool uit zijn broeksband gehaald en enige schoten in de lucht gelost Van putatief noodweer is sprake indien men abusievelijk in de mening verkeert te moeten of te mogen handelen ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op putatieve noodweer geen doel treft. De gedragingen van [X] gaven op zichzelf geen enkele aanleiding te veronderstellen dat verdachte zich moest of mocht verdedigen. [X] liet alleen zijn hond uit. Hij had een I-pod op, zodat hij aanvankelijk niet doorhad dat er tegen hem werd gesproken. Hij liep bovendien reeds voor het lossen van de schoten al van de groep weg. Het schieten van verdachte kwam uitsluitend voort uit de angst dat hij met [Y] te maken had. De enkele vrees legitimeert afweer echter niet. De verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft het slachtoffer bedreigd door met een pistool enkele malen in de lucht te schieten. Dit is een zeer ernstig feit, temeer omdat het slachtoffer, die een volstrekt onbekende voor verdachte was en geen enkele aanleiding tot dit feit heeft gegeven, zich zeer bedreigd heeft gevoeld. Door zijn handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte was al enige tijd in het illegale bezit van dit pistool met daarbij behorende scherpe munitie. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens met munitie is een ernstig delict waar streng tegen wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat. Bovendien veroorzaken de thans bewezenverklaarde feiten grote onrust en angstgevoelens in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte de feiten dan ook ernstig aan. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte gezien de schietpartij van begin februari beter had moeten weten. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 februari 2009; - een gespreksaantekening van Reclassering Nederland d.d. 9 februari 2009 in het kader van vroeghulp; - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 13 mei 2009 van GGZ Reclassering Palier, forensische & intensieve zorg. Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatie Register blijkt dat verdachte – naast andere feiten – reeds eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Deze veroordeling heeft verdachte niet weerhouden van het opnieuw plegen van soortgelijke delicten. De rechtbank rekent verdachte dit aan. Uit het voorlichtingsrapport blijkt dat verdachte al jarenlang een gebruiker is van cocaïne en cannabis. Verdachte verkeerde in een beperkt sociaal netwerk waarin delictgedrag en drugsgebruik een norm waren. De rechtbank constateert met de reclassering dat het aantal veroordelingen wegens delictgedrag de laatste vijf jaren nagenoeg nihil is, hetgeen kan duiden op een gedragsverbetering bij verdachte. Uit het rapport blijkt verder dat verdachte graag afstand wil nemen van zijn vriendenkring en een terugval in cocaïnegebruik wil voorkomen. Verdachte heeft naar zijn zeggen al vijf maanden niet geblowd. Verdachte wil dan ook graag de door Palier voorgestelde training gaan volgen om verder te werken aan de opwaartse lijn in zijn leven. De rechtbank meent uit het strafblad te mogen concluderen dat verdachte op de goede weg is maar dat, gelet op de bevindingen van de reclassering, deze weg nog lang is. De rechtbank zal ter ondersteuning van de goede bedoelingen van verdachte het advies, zoals opgetekend in het voorlichtingsrapport, overnemen en vastleggen in het vonnis. Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf, waarbij zij, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten, het verzoek van de raadsman om de straf deels uit een werkstraf te laten bestaan, passeert. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 14d, 57, en 285 van het Wetboek van Strafrecht; - 26, 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: 1. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. 2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN; bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde: - dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens GGZ reclassering Palier te ’s Gravenhage, ook als die voorschriften inhouden het volgen van een training Cognitieve Vaardigheden en behandeling bij de Forensische Poli van de Parnassia-Bavo Groep, zolang die instelling zulks nodig acht; geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op: 6 februari 2009, in voorlopige hechtenis gesteld op: 9 februari 2009, Dit vonnis is gewezen door mrs Eisses, voorzitter, Royakkers en Van den Steenhoven-Blanken, rechters, in tegenwoordigheid van Boel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2009. Mr. Van den Steenhoven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.